Garnalenvissers voor het blok gezet, een derde stopt
Illustratie: Wilfred Klap
stikstofregels gelden wel voor kotters, niet voor containerschepen
Een derde van de 150 garnalenvissers overweegt er de brui aan te geven. Sinds 12 maart krijgen garnalenvissers alleen een vergunning als ze een katalysator van 100.000 euro installeren. Voor velen is dat te duur. Terwijl de garnalenvisserij goed is voor 0,06 procent van de stikstofdepositie, gelden de strenge regels alleen voor hun kotters en niet voor containerschepen, plezierjachten en andere schepen. De vissers hebben daarnaast te maken met allerlei andere “onzinnige regels” die hen het werk moeilijk maken.
Garnalenvissers verkeren, net als de boeren, al jaren in onzekerheid. Door de stikstofwetgeving is hun aloude werkwijze illegaal gemaakt. Volgens de berekeningen van het zeer omstreden stikstofmodel Aerius zouden deze vissers beschermde natuurgebieden belasten. De visgronden, zoals het IJsselmeer, de Waddenzee en het noordelijke deel van de Noordzeekust, zijn vanwege van het Naturabeleid aangewezen als beschermd gebied. In december 2022 werd bekendgemaakt dat de vissers aan stikstofwetgeving moeten gaan voldoen. De stikstofuitstoot van de garnalenvissers bedraagt 1,9 procent van de uitstoot van de scheepvaartsector. Ze zouden volgens het model verantwoordelijk zijn voor 0,06 procent van de stikstofneerslag in Natura 2000-gebieden. Voor andere schepen die in deze beschermde gebieden varen — zoals containerschepen, plezierjachten, veerboten of de inspectieboten van de overheid — gelden de strenge regels niet.
Ook al is de visserij historisch gezien onlosmakelijk verbonden met de Nederlandse cultuur, toch werden de vissers in Natura 2000- gebieden niet als zogenaamde ‘bestaande gebruikers’ ingedeeld, waardoor hun uitstoot niet in de achtergronddepositie is opgenomen. “Vissers bevinden zich altijd op verschillende plekken. De wetgever ging er daarom vanuit dat er geen ‘bestaand gebruik’ kan worden vastgesteld. Omdat zij niet als bestaand gebruik zijn ingedeeld, moeten ze hun uitstoot nu dus tot bijna nul gaan reduceren”, legt woordvoerder Durk van Tuinen namens de Vissersbond uit. Garnalenvisser Peke Wouda vindt dit vreemd: “Dit zijn eeuwenoude visgronden. Wij visten daar al voordat het een natuurgebied was. Hoe kan dit dan geen bestaand gebruik zijn?”
De afgelopen jaren werden gedoogvergunningen steeds voor korte duur verlengd. Die tijd is voorbij. Van Tuinen: “Het ministerie bood het volgende perspectief: als je wilt ondernemen, dan moet je investeren in een nieuwe motor en katalysator. Dat kost al snel 100.000 euro per schip, waarvan de overheid de helft subsidieert. We zijn opgelucht dat we überhaupt door mogen en ditmaal een langjarige vergunning krijgen. Sommige andere projecten en sectoren, bijvoorbeeld in de bouw, liggen stil.” Zo’n nieuwe vergunning geldt in principe 20,5 jaar, tot opluchting van de vissers. “Zo’n lange periode biedt perspectief en zekerheid”, aldus van Tuinen.
Visser Wouda investeerde in de katalysator. “De laatste jaren waren heel onzeker. Dat maakte de bedrijfsvoering moeilijk. Wij willen gewoon door, dus we waren een van de eersten die de aanpassingen hebben gemaakt.” Ondanks de investering is er nog niet afgerekend met de onzekerheid, het is namelijk nog niet helemaal zeker dat de vergunningen gegeven gaan worden. “Ze liggen nog niet vast. Gaan de natuurorganisaties nog op het voorstel schieten? En twintig jaar klinkt goed, maar elke zes jaar zal er een evaluatie zijn, hoe pakt dat uit? Met politieke wisselingen zie je dat het beleid snel kan veranderen.”
Hillegonda Dijkman, partner van een garnalenvisser, is niet blij met de regeling: “Een gezonde sector ontwikkelt zichzelf, terwijl de garnalenvisserij nu gedwongen wordt te investeren in het kader van ‘duurzaamheid’ of ‘innovatie’. De investering in een katalysator is een behoorlijke kostenpost voor een klein bedrijf, en dus niet voor iedereen haalbaar. Zeker niet zonder geld te lenen, indien mogelijk van de bank of van een handelaar. Voor een visser aan het eind van zijn carrière, of diegenen die twijfelen aan de toekomst van de garnalenvisserij, is het een hard gelag. Investeren of saneren, dat is in deze de opgelegde keuze.” Op papier is er nog een derde optie: vissen in een volgens de door het omstreden Aerius-model in zeshoeken opgedeelde Waddenzee. Deze optie is in de praktijk volgens Dijkman niet werkbaar. “Deze manier van vissen, op basis van de beschikbare stikstofruimte per hexagoon en de individuele uitstoot per kotter, is voor de garnalenvisser een zeer bewerkelijke en beperkende manier van vissen.”
Gevolg van de nieuwe vergunningsregels: 82 garnalenvissers hebben geïnvesteerd in de katalysator, 50 hebben zich aangemeld voor de saneringsregeling, en nog eens 34 kozen voor de individuele stikstoftoets. “Dat maakt de situatie dubbel”, stelt Van Tuinen. “Voor de blijvers is het een opluchting, maar er zijn 50 garnalenkotters met een intentie tot saneren. Dat is bijna een derde van de vloot. De impact zal groot zijn, ook op de omliggende vissersgemeenschappen. Dat zagen we ook bij de sanering van de grote kotters in 2023. Dit heeft gevolgen voor de hele keten rond de vissers, de visafslagen, transporteurs, nettenmakers, noem maar op.”
De sector heeft zelf om de saneringsregeling gevraagd. Vanwege de uitbreiding van natuurgebieden en windparken, blijft er steeds minder ruimte over om te vissen. “Bij de vissers hangt er niet één zwaard van Damocles boven het hoofd, maar meerdere”, stelt Dijkman. “De onzekerheid over de vergunningen vanwege stikstof, maar ook het inleveren van visgronden, het maximaal aantal visuren die voor alle vissers collectief bepaald worden, gedwongen investeringen, een verplichte blackbox aan boord, en andere veranderende en onzinnige regels.”
Net als bij de platviskotters, waarvan in 2023 60 procent van de boten gesaneerd werd, is de regeling op voorwaarde van vernietiging van de garnalenkotters en een verbod om de komende vijf jaar in een nieuw visbedrijf te investeren. Wouda verwacht niet dat alle aanmeldingen ook daadwerkelijk tot sanering leiden. “Er is nog bedenktijd, sommigen hebben zich gewoon aangemeld om te kijken wat de uitkoop eventueel oplevert.”
In dezelfde week dat de vergunningen en sanering van de garnalenvissers bekend werden gemaakt, blijkt dat het RIVM grote fouten heeft gemaakt in de stikstofberekeningen die als basis dienden voor het beleid.
Het RIVM is er in het Aerius-model vanuitgegaan dat de zee ammoniak – een stikstofverbinding – produceert, maar dit blijkt niet het geval te zijn. Emeritus professor Han Lindeboom signaleerde dit al in 2019, maar zijn waarschuwingen werden niet op waarde geschat. Na de presentatie van het onderzoek Eindrapport Ammoniak van zee, samenvatting van het onderzoek naar de onderschatting van de ammoniakconcentraties langs de kust in maart 2025, gaf het RIVM de fouten alsnog toe. De modelmatige berekening van de ammoniakuitstoot bij zee blijkt negentig keer te hoog te zijn.
Desondanks stelt het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) dat de grove miscalculatie geen gevolgen zal hebben voor de vergunningen en sanering. “Voor de garnalenvisserij wordt beoogd tot en met 2045 te vergunnen. Gedurende deze looptijd wordt niet voorzien in een jaarlijkse herijking van de uitgevoerde stikstofberekeningen. Het is de inschatting dat de eerstvolgende aanpassing van Aerius, mede naar aanleiding van dit RIVM-onderzoek, geen verschil zal maken in de beoogde vergunningverlening voor de garnalenvisserij.”
Velen vinden het opmerkelijk dat nu het Aerius-model aan alle kanten ter discussie staat, de modelmatige uitkomsten voor twintig jaar worden vastgezet. Desondanks weigert het ministerie de handrem te zetten op het saneringsregeling. “Het is een vrijwillige regeling waar garnalenvissers zichzelf voor kunnen aanmelden. Het is aan vissers zelf om te beslissen of ze willen meedoen aan deze regeling. Dit staat dus helemaal los van wijzigingen in het model.” Volgens chemisch technoloog Wouter de Heij, die een spraakmakend onderzoeksrapport schreef over het Aerius-model, roept het rapport fundamentele vragen op. “Als de huidige modellen incorrect blijken en vergunningverlening daardoor onterecht is belemmerd, welke verantwoordelijkheid dragen het RIVM en de overheid dan?” Volgens de Heij is een herziening onvermijdelijk: “De onthulling dat het RIVM tien jaar lang heeft gerekend met een foutieve stikstofbron, roept niet alleen vragen op over het verleden, maar ook over de toekomst. De sectoren die het meest geraakt zijn door deze fouten — de visserij en landbouw — verdienen een serieuze herbeoordeling van hun situatie en de beleidsregels die hen al jaren onterecht beperken.”