Goed voor het klimaat is slecht voor het milieu
Elze van Hamelen | Datum: 27 juni 2025
Illustratie: Wilfred Klap
Essay: waarom ‘de energie-transitie’ het tegendeel is van ‘groen’ of duurzaam
Veel klimaatmaatregelen worden aan het grote publiek verkocht als ‘groen’, ‘duurzaam’ en noodzakelijk om de wereld te redden.
In werkelijkheid zijn veel van deze initiatieven die de industrieën en mkb al dan niet verplicht doorvoeren voor het klimaat heel slecht voor het milieu en de directe leefomgeving van mensen.
In 2006 studeerde ik af aan de Vrije Universiteit op het onderwerp Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Pas jaren daarna kwam de term ‘duurzaamheid’ in de mode. Als duurzaamheidsconsultant ondersteunde ik jarenlang bedrijven bij het ontwikkelen van duurzaamheidsprogramma’s en rapportages. De vragen die we stelden gingen over veel meer dan ‘klimaat’. Wat is je maatschappelijke bijdrage als bedrijf? Hoe produceer je met zo min mogelijk milieu-impact? Hoe haal je het beste uit je werknemers en vermijd je schendingen van mensenrechten in de keten? Het Global Reporting Initiative waarmee wij werkten, omvatte 33 onderwerpen, van aankoopbeleid, materiaalverbruik, afval, corruptie, een veilige werkomgeving tot ketenbeheer. Het idee was verder te kijken dan winstbejag en aandeelhoudersuitkeringen.
In de loop der tijd werd deze duurzaamheidsbenadering langzaamaan verdrongen door het klimaatnarratief. Tegenwoordig geloven de meeste mensen dat ‘klimaatvriendelijk’ hetzelfde is als duurzaam. Alle impact van activiteiten is gereduceerd tot één indicator: CO2-uitstoot. Dit uit zich onder andere in de monomane manier waarop ‘de energietransitie’ als noodzakelijk wordt gepropageerd, ook door organisaties die zich zouden moeten inzetten voor bescherming van de flora, fauna en gezondheid. De hele energietransitie berust op vier illusies.
Illusie 1: De energietransitie is duurzaam
De energietransitie creëert een gigantische behoefte aan grondstoffen zoals metalen, lithium en zeldzame aardmetalen. Het mijnen daarvan gaat gepaard met grote schade aan het milieu en, op sommige plekken, het schenden van mensenrechten. Volgens een onderzoek van het Child Labour Platform en de International Labour Organisation (ILO) zijn er wereldwijd ongeveer een miljoen kinderen werkzaam in mijnen. Om grondstoffen te delven, wordt vruchtbare grond afgegraven, worden de toppen van bergen met explosieven verwijderd of tunnels aangelegd met niet zelden bodemverzakkingen tot gevolg. Als het delvingsproces niet extreem zorgvuldig geschiedt, is de kans groot op vervuiling van bodem en grondwater met stoffen als arsenicum, cyanide, zwavelzuur en kwik. Het meeste erts is niet zuiver en bevat meerdere mineralen, waaronder niet zelden radioactieve stoffen zoals uranium of thorium. Dit kan schadelijk zijn voor arbeiders, bewoners, natuur, bodem en water.
In Servië protesteerden vorig jaar duizenden mensen tegen de aankondiging van de aanleg van een lithiummijn in vruchtbaar landbouwgebied. In Chili wordt de Atacamawoestijn, een uniek uitgestrekt natuurgebied, bedreigd door de komst van gigantische lithiummijnen. Ook in Australië brengt de lithiumwinning, waar veel grond én water voor nodig is, grote schade toe aan de natuur. In het Amazonegebied worden bomen gekapt voor de enorme hoeveelheden balsahout die nodig zijn voor de wieken van windturbines. In Tasmanië wordt de zeldzame wigstaartadelaar bedreigd door de komst van windmolenparken. In de Verenigde Staten zorgen offshore windturbines boven water voor massaslachtingen onder steenarenden en andere zeldzame roofvogels, en onder water bedreigen ze het leven van walvissen. In Tsjechië zijn Duitse bedrijven betrapt op het illegaal dumpen van giftige onderdelen van windturbines.
Het gaat allemaal om grote hoeveelheden grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie. Zelfs wanneer wereldwijd alle op dit moment beschikbare grondstoffen worden gedolven, met alle schade die dat met zich meebrengt, zal dat niet genoeg zijn om de omslag te maken. De bekende Tsjechisch-Canadese energie-expert Vaclav Smil berekende dat alleen al om de 1,35 miljard auto’s op aarde te vervangen door elektrische voertuigen, 40 keer zoveel lithium en 25 keer zoveel grafiet, kobalt en nikkel nodig is. En dan is er nog een probleem: om alleen al de VS elektrisch te laten rijden is er wereldwijd niet genoeg koper beschikbaar. Andere op fossiele brandstoffen draaiende machines, zoals landbouwvoertuigen, containerschepen, vliegtuigen, warmtevoorzieners enzovoort, zijn in de berekening buiten beschouwing gelaten.
Met name het gebruik van windturbines heeft grote negatieve gevolgen. De windturbinebladen worden gemaakt van epoxyhars, versterkt met glasvezel en balsahout uit het regenwoud, en bedekt met een coating. De bladen hebben afhankelijk van de lengte een gewicht van tussen de 10 en 20 ton. Ze staan met snelheden van 190 tot 290 kilometer per uur bloot aan weer en wind. Daardoor lekken ze microplastics en andere chemicaliën, die zich verspreiden in de omgeving van de windturbine. De epoxyhars bevat rond 30 procent van de hormoonverstorende stof bisfenol A (bpa), dat niet volledig is uitgehard en zich dus kan verspreiden in het milieu. Bpa mag volgens de Europese wetgeving niet meer in babyflesjes verwerkt worden, omdat de stof zeer toxisch is, maar vervuilt wel de bodem en het grondwater onder de honderden turbines die al in het land staan te draaien. Adviesbureaus die hun brood verdienen aan de energietransitie stellen op basis van berekeningen dat de vervuiling mee zou vallen, al wordt onderzoek ernaar vermeden.
Bpa is niet het enige probleem. Het RIVM voerde in 2023 een quickscan uit om de chemische emissies van windturbinebladen in te schatten. Het instituut had geen toegang tot de materialenlijst waaruit de turbines en bladen bestaan, omdat deze informatie bedrijfsgeheim is. Met informatie die op internet beschikbaar was, stelden ze een voorlopige lijst op. Deze omvatte negentien als gevaarlijk geclassificeerde chemicaliën en drie zeer zorgwekkende stoffen. Het RIVM concludeert heel voorzichtig: “Hoewel het dus aannemelijk is dat er uitloging is van stoffen uit de coatings op de masten van turbines, is het nog onbekend welke stoffen dit precies betreft, tot welke concentraties in het milieu dit leidt en of er daardoor daadwerkelijk sprake is van risico’s voor mens en milieu”. In 2023 stonden er, volgens de cijfers van het CBS, 2621 windturbines in Nederland.
De windturbines brengen directe gezondheidsklachten met zich mee. Al sinds de bouw van de eerste windparken begin deze eeuw melden omwonenden wereldwijd dezelfde gezondheidsklachten: slaapproblemen, doordat zij wakker worden van geluid of trillingen, hoofdpijn en migraine, duizeligheid en misselijkheid, uitputting, en negatieve gevoelens als prikkelbaarheid, zenuwachtigheid, woede, irritatie en depressie, concentratie- en leerproblemen en oorsuizen. Verschillende onderzoeken wijzen uit dat rond de 30 procent van de omwonenden in een straal van 2,5 tot 3 kilometer ernstige last ervaart.
De turbines hebben ook negatieve effecten op dieren, waaronder vogelpopulaties. Onderzoek van de Universiteit van Wageningen wijst uit dat deze mogelijk veel groter zijn dan eerder verwacht, maar dat de effecten niet goed zijn in te schatten vanwege een gebrek aan data. In Frankrijk is al de eerste opdracht gegeven tot ontmanteling van een windpark, omdat de populatie adelaars in de buurt door de turbines bedreigd werd. Omwonenden van windparken constateren dat na de plaatsing van de turbines de natuur achteruit gaat. Ria van der Ploeg, woonachtig nabij windpark Spui vertelt in een interview met Clintel: “Hier zaten altijd veel kikkers in de sloot, die zijn allemaal verdwenen. Fazanten, reigers, je zag ze overal en nu niet meer. Het is heel raar stil, omdat er nauwelijks meer dieren zijn. Vooral de vogelpopulatie is stukken kleiner sinds de turbines draaien.”
Illusie 2: Wind- en zonne-energie zijn hernieuwbaar
Het mantra bij zonne- en windenergie is ‘hernieuwbaar’. Zonnepanelen en windturbines gaan echter maximaal 25 jaar mee. Zowel zonnepanelen als windturbinebladen zijn slecht te recyclen. Voor optimale recycling heb je zuivere materialen nodig. Van glas kun je weer glas maken, voor metaal geldt hetzelfde. Maar de panelen en wieken zijn wat je in het jargon monstrous hybrids (monsterlijke hybrides) noemt. In een turbineblad zijn verschillende materialen met elkaar gesmolten. De chemicaliën zijn zo gekozen dat ze weer, wind en zon kunnen doorstaan. De bladen zijn niet gemakkelijk terug te brengen naar de oorspronkelijke set basismaterialen: glasvezel, epoxyhars, balsahout en coating. Welke vorm van hergebruik dan ook gekozen wordt, het is een vorm van downcycling. En, het blijft problematisch, omdat de brokjes chemicaliën kunnen blijven lekken. De ‘oplossing’ waar nu voor wordt gekozen is verbranding, wat veel energie kost. Geregeld wordt er ook gekozen voor het begraven van de turbinebladen, wat een gigantische afvalberg oplevert.
Zonnepanelen hebben een vergelijkbaar probleem. Het aluminium van het frame is nog wel te recyclen, maar de overige componenten zijn moeilijk te scheiden. Volgens berekeningen van TU Delft zal Nederland in 2030 naar verwachting 40.000 ton per jaar afval van zonnepanelen moeten verwerken en 120.000 ton per jaar in 2050. In 2022 was 296.000 ton chemisch afval niet recyclebaar. Wanneer zonnepanelen niet gerecycled worden, zal deze hoeveelheid dus met een slordige 40 procent toenemen. Het afvalprobleem van turbinebladen is nog omvangrijker. In 2025 produceerde de windindustrie al 60.000 ton aan afval van windturbinebladen, meldt het TNO.
Illusie 3: Er is genoeg ruimte voor weersafhankelijke stroom
In ons kleine land, waar veel moet op een klein oppervlak, is ruimtegebruik zeer belangrijk. Wanneer je de geluidsoverlast in acht neemt, was er in het begin van deze eeuw nauwelijks ruimte voor windenergie in Nederland. Om die ruimte te creëren, zijn met het Activiteitenbesluit in 2011, specifiek voor windturbines de geluidnormen aangepast.
Volgens het TNO onderzoek Windturbines en de impact op huizenprijzen staan er in 2030 1,6 miljoen huizen binnen een straal van 2,5 km van de windturbines, ten opzichte van 900.000 in 2020, bijna een verdubbeling. Dat betekent dat in 2030, als de geplande bouw van windturbines doorgaat, 20 procent van alle huizen in Nederland (8 miljoen) zich in de overlastzone van een windpark bevindt. Met de geplande megawindturbines, die met 280 meter bijna zo hoog zijn als de Eiffeltoren, zal die overlastzone hoogstwaarschijnlijk toenemen.
Daarnaast maakt het kabinet sinds 2022 “bodem en water sturend” in beleidskeuzes. Dat betekent dat bescherming van bodem en water centraal staan bij ruimtelijke keuzes. Dat staat in scherp contrast met de geplande energietransitie. Want, de impact van windparken en de energietransitie op de bodem is niet gering. Ter illustratie: voor het plaatsten van één windturbine van het type Enercon E-26 bijvoorbeeld, zijn 66 heipalen van 23 tot 30 meter nodig. Deze palen doorboren alle bodem- en waterlagen. De palen worden bevestigd in een blok beton van 4 meter diep, met een doorsnede van 26 meter. Bovendien moeten er om deze weersafhankelijke bronnen te accommoderen voor 2050 100.000 kilometer aan kabels worden aangelegd. Dit staat gelijk aan elke maand een kabel van Groningen naar Maastricht tot 2050. Een op de drie stoepen zal voor de energietransitie worden opengebroken, berichtte de NOS onlangs. Om de laag- en middenspanningskabels aan te leggen wordt tussen de 260 en 330 vierkante kilometer afgegraven. Dit komt ongeveer overeen met de oppervlakte van de stad Rotterdam. Er komen 48.000 transformatorhuisjes bij.
Met al deze uitbreidingen bestrijkt wind op land in 2050 dan 1250 tot 2500 vierkante kilometer, en zonneweides tussen de 350 en 580 vierkante kilometer. Dit is meer, of zelfs het dubbele van de provincie Utrecht.
Met deze extreme uitbreiding van de energie-infrastructuur gaat ook de elektromagnetische vervuiling toenemen. De impact hiervan is nauwelijks onderzocht. Wel melden boeren het fenomeen ‘dansende koeien’, die last hebben van lekstroom nabij windparken. De koeien willen minder drinken, hebben minder melkproductie en krijgen gezondheidsproblemen. Er is hoge sterfte onder de kalfjes. Het is onduidelijk wat de gevolgen voor mensen zullen zijn.
Met alle panelen en turbines die er nu staan zou je verwachten dat we al een flink eind op weg zijn in de energietransitie. Niets is minder waar. Wind op land voorzag in 2022 in slechts 3,15 procent van de totale energiebehoefte. Zonne-energie droeg 4,04 procent bij. Het moge duidelijk zijn dat er in Nederland niet genoeg land is om de weersafhankelijke energie dermate op te schroeven dat ze in 100 procent van de energie zouden kunnen voorzien.
Illusie 4: Weersafhankelijke stroom kan fossiele energie vervangen
Er zijn momenten dat de zon niet doorbreekt en de wind niet waait. Om de samenleving met al het economische verkeer daarin te laten doorgaan, is een back-up nodig. Er bestaat geen batterijtechnologie die benodigde hoeveelheden kan opslaan. Daarom komt de back-upenergie altijd van fossiele of nucleaire brandstoffen. Alleen al vanwege dit feit is een 100 procent CO2 neutrale energievoorziening niet haalbaar. Neem daarbij in acht dat er wereldwijd niet genoeg grondstoffen zijn voor de transitie, en in elk geval in Nederland niet genoeg ruimte, dan is het duidelijk dat weersafhankelijke energiebronnen fossiele energie niet kunnen vervangen.
‘Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’, luidt de volkswijsheid. Een korte uiteenzetting van alle schade en beperkingen van de energietransitie laat zien dat die niet alleen onhaalbaar is, maar ook een spoor van vernietiging achterlaat. Dat is niet ‘duurzaam’. Het is tijd om alle illusies over de energietransitie te onderkennen en terug te gaan naar de tekentafel voor echte oplossingen.