Hoe de boer verdwijnt uit de lage landen
Elze van Hamelen | Datum: 14 november 2025
Chris de Stoop
Vlaamse journalist Chris de stoop over de kille sloop van traditie en landschap
Dat het Europese natuurbeleid er al veel langer op gericht is de boeren te verjagen, blijkt uit het indrukwekkende boek ‘Dit is mijn hof’ uit 2015 van de gelauwerde Vlaamse journalist en boerenzoon Chris de Stoop. Hij keert terug naar zijn geboortegrond om de familieboerderij draaiende te houden nadat zijn broer, die was blijven boeren, zichzelf uit wanhoop om het leven had gebracht. Hij beschrijft zijn herinneringen aan opgroeien op het platteland, zijn liefde voor het landschap, dat hem een inbedding geeft in eeuwen geschiedenis. Tegelijkertijd vertelt hij hoe het landschap en de geschiedenis uiteen worden gereten. De ene na de andere boerderij wordt opgekocht om ruimte te maken voor ‘natuur op bestelling’. Er verrijst een windmolenpark, een meubelboulevard. Een tsunami van bureaucratische beperkingen maakt het onbezorgd uitoefenen van het eeuwenoude beroep onmogelijk. Langzaam wordt duidelijk wat zijn broer tot zijn keuze gedreven heeft.
In mijn eigen onderzoek beschrijf ik omgevingsbeleid en de uitwerking daarvan. De materie is nogal droog, maar op de achtergrond speelt voor mij altijd de vraag: wat doet dit met de mensen? Met de gemeenschap? Wat zijn de grotere gevolgen voor de samenleving en cultuur? Misschien dat beter doordringt wat er aan de hand is, als mensen het boek van Chris de Stoop lezen. Hij vertelt het verhaal van de ‘grote verbouwing van Nederland’ vanuit het perspectief van iemand die het beleid ondergaat. Het is diep persoonlijk.
Dit is mijn hof raakt aan alles wat met de ‘verbouwing’ te maken heeft: de boeren die we verliezen, vruchtbare grond die van het land geschraapt wordt, grondwaterstanden die verhoogd worden om polders in veen om te zetten, de risico’s voor de voedselvoorziening, de waanzin voor wat voor ‘natuurbescherming’ doorgaat, de plaatsing van windturbines nabij woningen. Met ingetogen beschrijvingen belicht De Stoop alle kanten van deze aanvallen op het platteland. Hij laat zijn emoties achterwege. Toch zijn de beschrijvingen zo treffend, dat ze harder binnenkomen dan wanneer hij zijn verdriet, woede, angst of verontwaardiging in woorden geuit had.
Uit de prachtige beschrijvingen van het polderlandschap wordt duidelijk dat hij zich in dat landschap, net als zijn familie, met de natuur en geschiedenis verbonden voelt. De Stoop is gefascineerd door die geschiedenis. Op een van de gronden van de boerderij liggen brokstukken van een oude abdij. De bouw van het klooster in 1136 was de reden voor ontginning van de polder.
Die verbondenheid met de omgeving staat in schril contrast met hoe hij als boer door de omgeving benaderd wordt. Natuurorganisaties die in de omgeving terrein veroveren, schilderen het boerenlandschap af als ‘een woestijn’ en de boer als vijand van de natuur. Na een anonieme tip over vermeend hormoongebruik is er een razzia op de boerderij. De inspecteurs vinden niets. “Ik krijg de stellige overtuiging dat het de bedoeling is mijn bedrijf op te doeken en dat ik geen recht meer heb nog verder te boeren”, schrijft de broer van Chris aan het ministerie naar aanleiding van de hormonenrazzia. Voor Chris is de dreiging van controles altijd aanwezig: “Ik reed ’s middags het erf op. Ik zag het gezicht van mijn broer schichtig vanachter de gevel gluren. Elke keer als een auto een boerderij op rijdt, denkt de boer tegenwoordig: ‘Daar zijn de controleurs’.”
Ik herken wat De Stoop beschrijft. In mijn interviews met boeren beschrijven zij de extreme regeldruk, waaraan ze minstens een avond per week kwijt zijn en waaraan je niet kunt voldoen zonder professionele ondersteuning. Maak je een kleine fout, dan hang je. Een kippenboer die ik sprak, gaf aan dat hij het belang van voedselveiligheid snapt en daarachter staat. Alleen, met de huidige gang van zaken voelt hij zich als crimineel behandeld. Andere boeren durfden niet openlijk hun steun te betuigen voor het organiseren van een presentatie van mij over de Grote Verbouwing. Want “zodra je je uitspreekt, staat er een controleur op de stoep. En hoe net je erf ook is, die vinden altijd wat.”.
De Stoop beschrijft op treffende wijze hoe, parallel aan de beperkingen die aan het uitoefenen van het beroep worden opgelegd, de verbouwing van de leefomgeving verloopt. Aan de ene erfgrens staat een tomatenfabriek. Aan de andere werd eerder een meubelboulevard gebouwd. Een nieuwe buurman bouwt een villa op drie meter afstand van een eeuwenoude schuur. Kort daarna verschijnen scheuren in de muren. Aan weerszijden van de andere erfgrenzen verschijnen windturbines. De Stoop: “De verte is weg. Definitief weg, zo definitief als de dood. En als de verte uit je zicht verdwijnt, verdwijnt ze ook uit je hoofd. Dan zie je het geheel niet meer. Hoe eindiger de einder nu.”
Tegen verschillende projecten rondom zijn bedrijf dient zijn broer, onderbouwd, bezwaren in. Tevergeefs. Is hij dan een nimby-activist (not in my backyard)? Het valt mij op dat bewoners die zich verzetten tegen ingrijpende plannen in hun leefomgeving, of het nu azc’s, windparken of natuurgebieden zijn, vaak zo worden weggezet. Kunnen we dat omdraaien? Waarom worden dergelijke plannen altijd uitgevoerd in de achtertuin van anderen, en niet in die van de beleidsmakers, die handelen vanuit een papieren werkelijkheid, ver van de lokale realiteit? Waarom hebben bewoners nauwelijks tot geen invloed op plannen die hun leefomgeving rigoureus overhoop halen? Ze mogen zienswijzen indienen, maar dat leidt zelden tot een aanpassing van de plannen. Ze mogen inspreken en daarmee is het vinkje ‘participatie’ gezet.
De grootste verandering in de omgeving is de aanleg van ‘nieuwe natuur’, zo komt ook in het boek van De Stoop naar voren. Zijn geboortegrond, het gebied rondom Zaligem nabij de Hedwigepolder, ligt in de schaduw van de Antwerpse haven. In zijn gesprekken met de verschillende polderbewoners passeert een rijk pluimage aan karakters, belangen en gezichtspunten. Het geeft een verhelderend inzicht in de polderpolitiek. Aanvankelijk wordt de haven door natuurbeschermingsorganisaties bestreden, totdat ze erachter komen dat samenwerking effectiever is. Wanneer de haven wil uitbreiden, wordt dit gecompenseerd met grond voor natuurbeschermers. In de aanleg van nieuwe natuur gaan grote geldstromen om. “Waarom krijgt Natuurpunt tot 90 procent van de aankoopprijs terugbetaald én subsidies om de gronden te beheren, en de landeigenaars niet?”, vraagt De Stoop zich af. “Natuur is een soort grondstof geworden voor groene projectontwikkelaars. Zelfbedachte, zelfgemaakte natuur, naargelang de wensen en de mode van het moment. Moerassen zijn nu in, bomen uit. Verschillende ecosystemen kun je bestellen en ze worden geleverd: ‘slik en schor’, ‘riet en water’, ‘plas en oever’, er is een ruim aanbod in de catalogus. Wil je graag palingen? Dan leveren we er een vismigratiekanaal bij. Zingende rugstreeppadden? Dan ook met ecoduct.” Het wordt duidelijk hoe de verhoudingen liggen: “Hem was voorgespiegeld dat hij nog een tijd zou kunnen blijven boeren, maar dat ging niet door, omdat zijn grond ineens voor de kluut moest worden ingericht”.
Dat deze ‘natuur’ waardevoller zou zijn dan eeuwenoud boerenlandschap is onnavolgbaar voor de oorspronkelijke bewoners. De Stoop legt in treffende beschrijvingen de absurditeiten van het beleid bloot: “‘Is dát natuur?” vraagt hij en hij gebaart naar wat rond het erf ligt. “Dat onkruid? Die moerassen? Die ruige vlakte?” Toppunt vindt hij het ecoduct, “een betonnen tunnel onder een hobbel in het wegdek”.
De boeren zien in de nieuwe natuur vooral de vernieling van wat voor hen het meest waardevol is: vruchtbaar land. Waarschuwingen vallen op dove oren: “Ook hier in Oud Arenberg werd enkele jaren geleden de zwarte kleilaag afgeschraapt, en dat maakt het nog zoveel erger, dat maakt het zo onomkeerbaar voor Roger. Dat het juist de vette klei is die deze polders tot de meest vruchtbare van Europa maakt, dat hebben plaatselijke boeren al tot vervelens toe in brieven en petities uitgelegd, zonder ooit gehoor te vinden. Beseft men nog wel dat men op honderd hectare polder jaarlijks graan teelt voor 417.000 broden, 580.000 kilo aardappelen, 200.000 kilo suiker, 179.000 kilo mais en 46.000 zakjes uien? Het zijn uitputtende berekeningen waarmee ze zelfs de lokale media niet halen.”
Gelijk met het verschralen van de grond wordt de geschiedenis uit het landschap gewist. De Stoop schrijft: “Het landschap zit vol betekenissen. Het is het archief van een streek dat we erven van onze voorouders en altijd kunnen raadplegen. Een waardevol landschap vernietigen, zoals in de polders, is als het verbranden van boeken. De mensen worden uit het verhaal geschreven.” Grote gebieden in de omgeving staan al onder water, zodat ‘land kan worden teruggegeven aan de natuur’. De Stoop is sceptisch: “Bijna alle oude, waardevolle boerderijen, die het geheugen van de polder vormden, zijn de afgelopen jaren verdwenen. Alle sporen van eeuwen landbouw en bewoning worden weggegomd. Tabula rasa. De natuur in haar oorspronkelijke staat herstellen? Zo stond het in het milieueffectenrapport. Een gemeenplaats, maar het klinkt goed. Wie kan nu tegen natuurherstel zijn? Maar het was hier al poldergebied in de middeleeuwen. Hier lag de Luyspolder. Hier was het dorpje Casuwele.”
In plaats van een geschiedenis die leeft onder de bevolking en in het landschap, moet die nu op borden uitgelegd worden. Het effect is vervreemdend: “Op een goeie kilometer afstand staat er wel een dozijn borden, die melden waarom we dit gebied zo waardevol moeten vinden. Ze tonen waar je moet kijken en leggen uit wat je ziet. Ze geven me het gevoel dat ik een passant ben, een toeschouwer, en het landschap een decor, zoals in een Disneyfilm.”
Ondubbelzinnig legt De Stoop de onderliggende contradicties van het natuurbeschermingsbeleid bloot. De nieuwe natuur wordt als ‘wild’ voorgesteld, tegelijkertijd is er bijna niets kunstmatigers voor te stellen. “Het nieuwe natuurgebied kwam tot stand als iets wat volledig losstaat van een historisch gegroeid landschap. Het is geschiedloos, mensloos, ontvolkt, ontdaan van elke referentie. Toch is de menselijke invloed er meer aanwezig dan in welke natuur ook. Het landschap is op de tekentafel ontworpen, de kreek is met bulldozers uitgegraven, de vegetatie is ingezaaid en aangeplant.”
Beseffen we wel wat we verliezen met het verbouwen van ons land? Beseffen we wat de risico’s zijn, voor de voedselzekerheid? Mensen die hun geschiedenis kennen zijn minder gemakkelijk te beïnvloeden door de waan van de dag. Het is van niet te onderschatten belang dat het verhaal wordt verteld, van de vernielingen die worden aangericht — nu, in deze tijd, onder onze ogen. De Stoop slaagt daar uitstekend in. Hij ziet zichzelf als hekkensluiter: “Ik zie de tijd die komen gaat. Ik, van beide kanten afkomstig uit grote boerengeslachten, moet een einde maken aan de eeuwenoude ketting van het boerenleven, terwijl boeren voor ons altijd even vanzelfsprekend was als het hebben van een moeder. Ik ben niet eens de laatste schakel van de ketting. Ik ben de tang die ze doorknipt.”
Laat zijn verhaal niet een eind zijn, maar een oproep om te behouden wat er nog is. Een nieuw begin, van het beschermen van de laatste boeren, het cultuurlandschap en de voedselvoorziening.
Reageren? Graag via info@deanderekrant.nl
Elze van Hamelen geeft presentaties, workshops en advies over alles wat samenhangt met ‘de grote verbouwing van Nederland’, zoals omgevingsvisies en andere beleidsdocumenten. dakl.nl/boek-groteverbouwing
Begin 19e eeuw was meer dan 40 procent van de beroepsbevolking boer. In 1960 was dat teruggelopen naar 10 procent. In 2024 werkt nog slechts een half procent van de beroepsbevolking als boer. Voor de 93 procent van de Nederlandse bevolking die in steden woont, komt het eten uit de supermarkt. Hebben zij wel besef van wat er voor nodig is om voedsel te verbouwen? Die laatste halve procent verdwijnt in een rap tempo. Niet alleen vanwege het hiernaast beschreven beleid, maar ook omdat de boeren die over zijn, geen opvolgers meer kunnen vinden.
In een interview vertelde boer Jeroen van Manen: “Toen ik 25 tot 35 jaar oud was, kon je niet wachten om de boerderij over te nemen. Maar bij de huidige generatie zie je dat ze erg aarzelen: ‘Wil ik dit echt doen?’ Het is pijnlijk om te zien. Aan de ene kant wil elke boer dat zijn kinderen de boerderij overnemen. Aan de andere kant denk je: ‘Als ik van ze houd, wil ik ze dit dan aandoen?’”
Boeren staan in de top drie van sectoren met de hoogste zelfdodingscijfers. Gemiddeld maakte in 2022 elke drie weken een boer een einde aan zijn leven, blijkt uit cijfers van boerenbelangenorganisatie LTO en Stichting 113 Zelfmoordpreventie.
