Klimaatbeleid van de EU is collectieve economische zelfmoord
Karel Beckman | Datum: 20 juni 2025
AI-illustratie: Marion de Backer
Aanpassingen aan het elektriciteitsnet gaan honderden miljarden kosten
De EU heeft zichzelf tot doel gesteld, als enige in de wereld, in 2050 ‘netto nul’ uitstoot te bereiken van CO2 en andere broeikasgassen. De meesten beseffen niet hoe radicaal dit streven is. Het betekent feitelijk de afschaffing van olie, steenkool en gas en daarmee de vernietiging van de industriële samenleving. Het is een vorm van collectieve economische zelfmoord.
De Europese Unie heeft een uiterst verstrekkend klimaatbeleid. De Europese lidstaten zijn in de Europese Green Deal, die in december 2019 werd gepresenteerd door Ursula von der Leyen en Frans Timmermans, overeengekomen dat zij géén broeikasgassen meer zullen uitstoten in 2050. De lidstaten zijn wettelijk gebonden aan dit doel, dat is vastgelegd in de Europese klimaatwet die in juli 2021 van kracht werd.
Het belangrijkste broeikasgas, kooldioxide (CO2), dat niet vervuilend is — planten groeien er juist van — maar dat verantwoordelijk wordt gehouden voor opwarming van de aarde, komt voornamelijk vrij bij de verbranding van kolen, olie en gas. ‘Netto nul uitstoot’, zoals de EU voorschrijft, is dan ook alleen mogelijk als we vrijwel geheel stoppen met het gebruik van deze ‘fossiele brandstoffen’. In theorie is het mogelijk de CO2 die vrijkomt bij de verbranding af te vangen en onder de grond op te slaan (carbon capture and storage). Economisch en praktisch gezien zijn de mogelijkheden hiervoor erg beperkt.
De afschaffing van fossiele brandstoffen is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Alle industriële productie, van staal tot glas, cement, voeding en kunstmest, draait op olie, steenkool en gas. Al het transport draait bijna geheel op olie. De verwarming van huizen en gebouwen komt grotendeels van aardgas. Ook de elektriciteitsvoorziening is voor het merendeel afhankelijk van steenkool en gas. De Europese Commissie erkent weliswaar dat het klimaatbeleid “alle onderdelen van de samenleving en de economie” zal raken — de hele samenleving moet op de schop — maar beweert dat er een realistisch alternatief is. We kunnen volgens de beleidsmakers in Brussel overschakelen op ‘hernieuwbare energie’. Is dat echt zo?
Tot op zekere hoogte wel. Transport, verwarming en industriële processen kun je elektrificeren (op elektriciteit laten draaien) en elektriciteit kun je opwekken met alternatieve methoden zoals zonnepanelen, windturbines en biobrandstoffen. De vraag is of je daarmee dezelfde hoeveelheid energie kunt produceren, tegen welke kosten en met welke gevolgen voor het grondstoffenverbruik, het landschap en de natuur.
We hoeven hierover niet te speculeren. De ‘energietransitie’, zoals de omslag van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie wordt genoemd, is al 25 jaar geleden ingezet. We kunnen dus zien wat de resultaten tot dusver zijn. Er zijn in Europa al honderden, zo niet duizenden miljarden aan subsidies besteed aan de stimulering van hernieuwbare energie. Om hoeveel geld het precies gaat, is niet met enige nauwkeurigheid te zeggen. We kunnen er wel een slag naar slaan, door te kijken naar Duitsland, dat voorop loopt in de energietransitie. Het Düsseldorf Institute for Competition Economics (DICE)) schatte in 2016 dat de kosten van de Duitse Energiewende (energietransitie) tot 2025 alleen al voor de elektriciteitssector op 520 miljard euro uitkwamen (dakl.nl/energietransitie). Eind 2015 had Duitsland al 150 miljard euro in de Energiewende gepompt. De voormalige Duitse minister van Economische Zaken Peter Altmaier schatte de kosten van de Energiewende tot 2030 in op 1000 miljard (1 biljoen) euro.
In Nederland gaat er zeker 10 miljard euro subsidie per jaar naar ‘duurzame energie’, maar dat is maar een klein deel van de totale kosten van onze ‘energietransitie’. Aanpassingen aan het elektriciteitsnet gaan honderden miljarden kosten, de aanschaf van warmtepompen en elektrische auto’s kost burgers ook vele miljarden. De Vereniging Nederlandse Gemeenten meldde vorig jaar dat de jaarlijkse kosten die gemeenten moeten maken voor klimaatbeleid lopen oplopen van 775 miljoen euro in 2025 tot 1,037 miljard euro in 2030.
Naast deze nationale subsidies zijn er honderden programma’s die door Brussel worden gefinancierd. Een willekeurig voorbeeld: de EU spendeert in de periode 2021-2027 alleen al 216 miljard euro aan het bevorderen van de productie van waterstof. De totale kosten van de EU Green Deal worden door de EU zelf becijferd op 1000 miljard euro tot 2030.
Wat zijn tot dusver de resultaten geweest van deze bestedingen, die nu al vele honderden miljarden belopen? Hoever zijn we inmiddels richting ‘netto nul’, en wat impliceert dit voor de toekomstige kosten en mogelijkheden die tot onze beschikking staan? Je ziet regelmatig berichten in de media die melden dat ‘duurzame energie’ nu al goed is voor ruwweg een derde tot 40 procent van ons energieverbruik. Dat is een fabeltje, dat in het leven is gekomen doordat energieverbruik vaak wordt verward met elektriciteitsverbruik (ook door ChatGPT, heb ik gemerkt). Energieverbruik kun je verdelen in elektriciteit, warmte en transport. Elektriciteit is in Europa goed voor slechts 22 procent van het energieverbruik, warmte ruwweg 50 procent en transport de rest. Warmte en transport draaien vrijwel geheel op fossiele brandstoffen.
Volgens cijfers van Eurostat zou hernieuwbare energie in 2023 goed zijn geweest voor 44 procent van het elektriciteitsverbruik, maar dat is minder dan 10 procent van het totale energieverbruik. Als we kijken naar de totale energievoorziening, dan is de bijdrage van fossiele brandstoffen volgens Eurostat 70,9 procent, kernenergie 6 procent, hernieuwbare energie 18 procent en ‘overige’ 4,1 procent. Dat cijfer van 18 procent omvat naast ‘zon’ en ‘wind’ ook waterkrachtcentrales, een schone vorm van energie die echter nauwelijks uit te breiden is, én biobrandstoffen, die absoluut niet ‘CO2-neutraal’ zijn en verre van duurzaam. Windenergie is volgens Eurostat goed voor 6,75 procent van de energievoorziening en zonne-energie voor 3,25 procent, samen 10 procent. Dat cijfer is waarschijnlijk heel optimistisch. Uit betrouwbare Duitse cijfers, die worden gemeld op de pro-klimaat website Clean Energy Wire, blijkt dat ze samen slechts 7,7 procent van het energieverbruik leveren.
Het laat zien dat in het land van de Energiewende, dat al tjokvol staat met windturbines en zonneparken, waar de elektriciteitsprijzen het hoogst zijn van Europa, olie, gas en steenkool nog altijd 77,3 procent van de energie verzorgden in 2024. De grootste bijdrage van hernieuwbare energie werd bovendien geleverd door biomassa. Daarvoor wordt landbouwgrond opgeofferd en worden bossen gekapt. Bij de verbranding van biomassa in elektriciteitscentrales komt méér CO2 vrij dan bij de verbranding van steenkool. Dit is wat wat honderden miljarden aan subsidie tot dusver hebben opgeleverd. We hebben het dan nog niet over het probleem dat de zon niet altijd schijnt (’s nachts sowieso niet) en de wind niet altijd waait. Duitsland wil om deze reden het beetje zon- en windenergie dat ze produceren ook nog eens deels omzetten in waterstof, zodat het kan worden opgeslagen. Daarbij gaat tot 70 procent van de energie verloren.
En dat is nog niet hele verhaal. Hoewel Duitsland anno 2024 nog altijd zwaar afhankelijk is van fossiele brandstoffen, en zon en wind nauwelijks een deuk in een pakje boter slaan, is het energieverbruik in Duitsland de afgelopen jaren fors gedaald, door de aanhoudende de-industrialisatie.
Met andere woorden, zelfs bij een dalend energieverbruik, wat duidt op een neergaande economie, blijft het aandeel van hernieuwbare energie uiterst beperkt. Het is de laatste tien jaar ondanks alle subsidies ook nauwelijks gegroeid.
Wat voor Duitsland geldt, geldt mutatis mutandis voor de hele EU, zeker ook voor Nederland. Het is ondenkbaar dat de EU in staat is de fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare energie, laat staan in de periode van 25 jaar die de Europese klimaatwet voorschrijft. Tenzij we natuurlijk grotendeels stoppen met energie verbruiken.
De informatie en de grafieken in dit artikel genoemd zijn volledig te vinden op:
dakl.nl/energiegrafieken
Karel Beckman heeft voordat hij hoofdredacteur werd van De Andere Krant 21 jaar als journalist over energie en klimaat geschreven, waarvan zes jaar voor het Financieele Dagblad en vijftien jaar voor internationale publicaties.
Waar fossiele brandstoffen in de EU goed zijn voor iets minder dan 80 procent van het energieverbruik, is dat wereldwijd nog ietsje hoger: 81,3 procent. In de ‘opkomende economieën’ — landen die geen lid zijn van de OESO, waaronder China en India — is het zelfs 84 procent, volgens de Statistical Review van het Britse Energy Institute (dakl.nl/statistical-review-bei). Volgens de International Energy Agency in Parijs leveren zon en wind wereldwijd 3 procent van de energiebehoeften en fossiele brandstoffen 81 procent (dakl.nl/data-iea).
Er is ook geen sprake van dat de bijdrage van fossiele brandstoffen minder wordt. In 2023, bereikten olie- en kolenproductie historische records. Ook de aardgasproductie ging omhoog.
Er wordt soms gezegd dat zonne- en windenergie de “snelst groeiende” vormen van energieproductie zijn. Dat klopt als je kijkt naar het percentage. De energieproductie uit zon en wind is in 32 jaar tijd (1990-2022) verelfvoudigd. Een groei van 1100 procent. Steenkool is in die tijd met 85 procent gegroeid. Dat lijkt veel minder, maar dat is relatief. In absolute termen is de productie uit zon en wind toegenomen met 17.484.444 Terajoule, steenkool met 78.989.393 Terajoule. Met andere woorden, steenkool is in die 32 jaar 4,5 keer zo hard gegroeid als zon en wind. Olie is gegroeid met 52.360.597 TJ, ongeveer drie keer zo snel als zon en wind, en aardgas met 74.295.992 TJ, ruim vier keer zoveel. In totaal zijn fossiele brandstoffen met 205.545.982 TJ gegroeid in die 32 jaar, bijna twaalf keer zoveel als zon en wind.
Kan kernenergie fossiele brandstoffen niet vervangen? Nee, althans niet op afzienbare termijn. Kernenergie is op dit moment goed voor 6 procent van het Europese energieverbruik en zo’n 20 procent van het elektriciteitsverbruik. De mogelijkheden om dit op te schalen zijn beperkt.
In Nederland staat één kerncentrale in Borssele met een vermogen van zo’n 500 MW. Die produceert ongeveer 4000 GWh (4 miljard kWh) per jaar. Het totale Nederlandse stroomverbruik is volgens het CBS 120 miljard kWh, dus kernenergie is nu goed voor 3,35 procent van het elektriciteitsverbruik.
De regering is van plan twee nieuwe kerncentrales te bouwen in de buurt van de huidige centrale in Borssele. Daar is 5 miljard euro voor uitgetrokken. De bouw van de nieuwe centrales zal naar verwachting in 2028 beginnen en volgens de eerste plannen zullen ze rond 2035 klaar zijn. Elk van deze centrales zal een capaciteit hebben tussen 1000 en 1650 MW en 9-13 procent van de in Nederland geproduceerde stroom leveren. Met Borssele erbij kan kernenergie dan een kwart van het stroomverbruik leveren, maar dat is slechts 5,5 procent van het totale energieverbruik.
Wereldwijd draagt kernenergie iets minder dan 5 procent bij aan het energieverbruik, en fossiele brandstoffen 80,9 procent.