Natuurbeleid bedreigt mens en natuur
Elze van Hamelen | Datum: 8 november 2025
beleid gekaapt door radicale activisten met anti-humanitaire agenda
We willen allemaal dat Nederland een rijke natuur behoudt. Maar met het huidige natuurbeschermingsbeleid bereiken we het tegenovergestelde: we vernielen onze natuur en ons landschap. Bomen worden grootschalig gekapt, duinen en vruchtbaar land worden afgegraven, land wordt onder water gezet en biodivers cultuurlandschap wordt vervangen door schrale natuur. Wat is hier aan de hand? De meeste mensen beseffen het niet, maar de natuurbescherming is gekaapt door radicale activisten met een anti-humanitaire agenda. Zij willen dat de beschaving plaatsmaakt voor ongerepte natuur. De implicaties zijn nauwelijks te bevatten: Nederland heeft in internationale verdragen vastgelegd dat 27 procent van het landoppervlak moet worden omgezet in moeras (‘wetland’).
Om te begrijpen hoe het natuurbeschermingsbeleid zo kon ontsporen en wat de agenda erachter is, moeten we een stukje de geschiedenis in. Na de Tweede Wereldoorlog werd wereldwijd de industriële landbouw ingevoerd. In Nederland werd deze radicale omwenteling van het boerenbedrijf doorgevoerd, van klein, autonoom en gemengd naar grootschalig en gescheiden, onder leiding van toenmalig minister van Landbouw en EU Commissaris Sicco Mansholt (PvdA) met veel drang, dwang en manipulatie. Meer dan 70 procent van het land werd ‘verkaveld’, wat hield in dat het land met de grond gelijk werd gemaakt om de invoering van industriële landbouw mogelijk te maken. In het proces werden 225.000 kilometer aan heggen, houtwallen en elzenhagen verwijderd. Ter vergelijking: de treinreis van Moskou naar Beijing is 8000 kilometer. Bijna driekwart van het biodiverse cultuurlandschap ging verloren.
De verdwijning van de kleinschalige landbouw leidde tot een enorme kaalslag van de natuur. Dat zorgde begrijpelijkerwijs voor een tegenreactie. Vanaf de jaren ’70 wilde de overheid dat er weer land werd ‘teruggeven aan de natuur’. Dit land viel vervolgens onder beheer van ‘terrein beherende organisaties’ (TBO’s) zoals Staatbosbeheer en Natuurmonumenten.
Dit speelde niet alleen in Nederland. De zorgen om natuurbehoud en natuurherstel maakten deel uit van internationale discussies in de jaren ’70 en ’80. Aanvankelijk was de natuurbescherming gericht op het behoud van dier- en plantensoorten. In de tweede helft van de jaren ’80 kwam vanuit een nieuwe onderzoekstak, ‘conservatiebiologie’, het idee naar voren dat je soorten beschermt door hun ‘habitat’ of leefgebied te beschermen. Kleine eilandjes van natuurparken zouden niet voldoende zijn. Deze moesten onderling verbonden en met ‘bufferzones’ beschermd worden. Dit wordt het ‘ecologische netwerkmodel’ genoemd. Dit model ligt ten grondslag aan het huidige milieubeleid op VN, Europees en Nederlands niveau.
Handboek voor sabotage
Om de zorgen over het milieu te adresseren, organiseerde de VN in 1992 de Earth Summit in Rio de Janeiro. Deze conferentie zette het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ op de kaart. Het Biodiversiteitsverdrag, het Klimaatverdrag en Agenda 21 kwamen allemaal voort uit deze conferentie.
In het Biodiversiteitsverdrag worden doelen ter bescherming van biodiversiteit in algemene termen beschreven: “Zet een systeem op van beschermde gebieden of gebieden waar speciale maatregelen moeten worden genomen om de biologische diversiteit te behouden”, en “Bevorder milieuvriendelijke en duurzame ontwikkeling in gebieden die aan beschermde gebieden grenzen, met het oog op het bevorderen van de bescherming van deze gebieden”.
Dit zijn breed geformuleerde doelstellingen waarmee je alle kanten op kunt. Om invulling te geven aan hoe deze conventie in de praktijk moest worden gebracht, geeft de VN opdracht voor het uitvoeren van een Global Biodiversity assessment aan drie ngo’s, de World Resources Institute (WRI), de International Union for Conservation of Nature (IUCN) en het Wereldnatuurfonds (WNF). Zij komen met een meer dan duizend pagina’s tellend document, dat het Amerikaanse ‘Wildplans’ als blauwdruk neemt voor het beschermen van biodiversiteit. Dit plan is komt uit de koker van radicale milieuactivisten. Het verscheen voor het eerst in 1992 in het milieublad Wild Earth, opvolger van het ‘anarchistische’ blad Earth First!: The Radical Environmental Journal (De aarde eerst! Het Radicale Milieumagazine). Het plan komt erop neer dat een gigantisch ecologisch netwerk moet worden aangelegd dat zich uitstrekt over het hele Noord-Amerikaanse continent, van Canada tot en met Mexico, met een oppervlakte van minstens de helft van Amerika. Dit gebied zou in zijn geheel moeten worden ‘teruggegeven’ aan de natuur. De mens zou zich er niet meer mee mogen bemoeien.
De oprichter van Wild Earth, John Foreman, schreef voor Earth First! het handboek Ecodefense: A Field Guide to Monkeywrenching (Eco-verdediging: een handboek voor sabotage). Hierin beschrijft hij bijvoorbeeld dat, wil je een bulldozer tot stoppen brengen, zand in een tank beter werkt dan suiker. Foreman werd strafrechtelijk veroordeeld wegens samenzwering om een elektriciteitslijn op te blazen. Na zijn veroordeling verschoof hij zijn aandacht van zijn verzetsacties naar Wild Earth, dat hetzelfde doel hanteert — de natuur terugbrengen in haar originele staat, voordat de mens zich ermee bemoeide — maar dat tracht te bereiken door lobby’s en rechtszaken. Foreman krijgt de steun van pioniers in het gedachtegoed van de conservatiebiologie, dr. Michael Soulé en dr. Reed Noss, die ook meeschrijven aan het Wildlands-voorstel. Noss is al net zo radicaal als Foreman. In een interview stelt hij dat “de collectieve behoeften van niet-menselijke soorten voorrang moeten krijgen op de behoeften en verlangens van mensen”.
In het Wildlands-plan stellen de auteurs: “Onze visie is eenvoudig. We leven voor de dag waarop grizzlyberen in Chihuahua een ononderbroken verbinding hebben met grizzly’s in Alaska, waarop populaties van de grijze wolf overal voorkomen, van New Mexico tot Groenland, en waarop uitgestrekte ononderbroken bossen en vloeiende vlaktes weer floreren en pre-Columbiaanse (vóór de tijd van Columbus) planten- en dierenpopulaties ondersteunen.” Het grootste gedeelte van de aarde is slechts in de laatste paar duizend jaar “door mensen gekoloniseerd”, schrijven zij. De wildernis zien ze als “een thuis van ononderbroken leven, vrij van menselijke industriële interventie”. Daarvoor zijn uitgestrekte gebieden nodig, “zonder wegen, dammen, gemotoriseerde voertuigen, elektriciteitslijnen, overvluchten, of andere artefacten van civilisatie”. Zij pleiten voor een continentaal ecologisch netwerk en grootschalige herstelwerkzaamheden, ook buiten het netwerk. “De implementatie van zo’n systeem zal vele decennia in beslag nemen.” Het voorstel is gebaseerd op “behoeften van al het leven, niet alleen menselijk leven”.
We zien dus dat het begrijpelijke streven naar ‘natuurbehoud’ of ‘natuurbescherming’ ongemerkt wordt omgezet in een veel extremer idee: dat de mens helemaal geen plek hoort te hebben in de natuur. Het hele concept van Wildlands is gericht tegen de menselijke beschaving. De mens is in dit gedachtegoed de vijand van de natuur en de natuur moet worden ‘hersteld’ naar een tijd toen er nog maar weinig mensen waren op aarde, die bovendien een hele lage levensstandaard hadden. Hoe ongelooflijk het ook zal klinken voor veel mensen, hetzelfde gedachtegoed ligt ten grondslag aan het huidige Nederlandse natuurbeschermingsbeleid.
‘Natuurherstel’ vindt niet alleen in Nederland plaats. Zo’n twintig jaar na de introductie van het Biodiversiteitsverdrag verspreiden ‘ecologische netwerken’ zich wereldwijd als een inktvlek. Het Biodiversiteitsverdrag is ondertekend door alle VN lidstaten, behalve de VS. De gebieden die sinds 1992 zijn ingesteld beslaan samen 22,3 miljoen vierkante kilometer. Dit is meer dan de oppervlakte van Rusland (iets meer dan 17 miljoen vierkante kilometer). Samen gaat het om 17,6 procent van het land en 8,4 procent van de maritieme gebieden die als officieel beschermd gebied zijn ingesteld.
Het EU Natura-netwerk is het grootste ecologische netwerk ter wereld, dat verspreid over 27 landen 18,6 procent van de EU beslaat. Wanneer andere natuurbeschermingsmaatregelen worden meegenomen, is meer dan een kwart van Europa beschermd gebied.
In 2022 werden als onderdeel van de VN Biodiversiteitsconventie 22 nieuwe doelen voor 2030 gesteld, dit wordt het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework genoemd. Het beschermen van 30 procent van het land en de zee is een van die doelen. Let wel, dit zijn de doelen voor 2030. Er wordt ook al een voorschot genomen op de volgende mijlpaal: in 2050 dienen de ‘integriteit, verbondenheid en veerkracht van alle ecosystemen te worden onderhouden, verbeterd of hersteld, en zullen de gebieden van natuurlijke ecosystemen substantieel toenemen’.
Enorme gevolgen
Nederland was er vroeg bij met de invoering van het ecologische netwerkmodel. Al in 1990 werd er gestart met het aanleggen van een ‘Ecologische Hoofdstructuur’ (EHS). Deze is in 2013 omgedoopt tot ‘Natuur Netwerk Nederland’ (NNN).
Die Hoofdstructuur is, net als in het Wildlands-voorstel, continentaal. Hij moet samen met natuurgebieden in andere Europese landen een aaneengesloten pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN) gaan vormen. Ook de Natura 2000-gebieden, die op Europees niveau op basis van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) worden vastgesteld, volgen het ecologische netwerkmodel. Omdat Nederland onder de EU-wetgeving valt, zijn in 2003 141 Natura-gebieden aangemeld bij de EU. Inmiddels is dit aantal opgelopen tot 162. Zowel de EU als Nederland hebben de Biodiversiteitsconventie geratificeerd. De EU voldoet aan de eisen van het Biodiversiteitsverdrag via het Natura-beleid. Nederland voldoet hieraan via zowel de Natura- als de NNN-gebieden. De meeste Natura-gebieden zijn ook NNN-gebieden, maar ze overlappen niet geheel.
De aannames die ten grondslag liggen aan het natuurbeleid van Nederland, de EU en de VN — dat de mens slecht is voor de natuur en dat er zoiets bestaat als oorspronkelijke, ‘wilde’ natuur, die bestond op een moment dat er minder mensen waren en minder of geen economische activiteit — hebben nogal wat implicaties. Omdat de mens slecht is voor de natuur, moet de natuur tegen de mens worden beschermd. Het gevolg is dat grote stukken land off-limits worden voor mensen en economisch gebruik. De Biodiversiteitsconventie vereist dat in 2030 tot 30 procent van het land en de zee wordt gereserveerd voor de natuur. Daarnaast moeten ‘herstelwerkzaamheden’ worden uitgevoerd op 30 procent van het grondgebied. Als alle huidige natuurdoelen worden behaald, dan bestaat ons land straks voor 40 procent uit natuur, zo rekende agrarisch onderzoeksjournalist Geesje Rotgers uit.
Dit heeft enorme gevolgen voor landbouw, visserij, wonen, eigendomsrecht en de leefbaarheid van het land. Natuurbescherming zoals het nu is ingevuld, gaat niet samen met wonen, leven of ondernemen. In feite worden grote delen van ons dichtbevolkte land onbewoonbaar gemaakt. Het betekent dat grote aantallen mensen onteigend moeten worden om ruimte te maken voor natuur. Dat is nu al aan de gang. Dit gebeurt soms rechtstreeks, maar voornamelijk door rendabele activiteiten onmogelijk te maken door een eindeloze reeks wet- en regelgeving.
Een schrijnend voorbeeld van de anti-beschavingsagenda van het natuurbeheer is wat er in Europa gebeurt met de dammen, die overal in Europa worden verwijderd, terwijl zij een van de weinige echt schone alternatieve energiebronnen vormen en bovendien zorgen voor zoetwateropslag. Op de site van Dam Removal Europe is te lezen dat er al 8146 van deze ‘obstakels’ verwijderd zijn. Alleen al in 2024 werden er 542 dammen verwijderd.
Ironisch is dat de natuur moet worden beschermd tegen menselijk ingrijpen en dat daarom de meest recente gebruikers — boeren en bewoners — worden geweerd, terwijl het beheer vervolgens wordt overgenomen door de Terrein Beherende Organisaties (TBO’s) zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Extra ironisch is dat die vervolgens de natuur terugbrengen tot een veronderstelde historische staat, die meestal helemaal niet leidt tot meer biodiversiteit. De oorspronkelijke natuur is namelijk helemaal niet zo rijk als de later door de mens ontwikkelde natuur. Historisch gezien bestonden grote delen van Nederland uit ‘woeste gronden’, venen, moerassen, heide en zandverstuivingen. Heel arme natuur. Deze situatie werd in 47 na Christus beschreven door de Romeinse historicus Plinius de Oudere in zijn Naturalis Historia: “Tweemaal per dag overstroomt de oceaan een groot deel van hun gebied, zodat het niet goed uit te maken is of dit land tot de zee of tot het land gerekend moet worden. Daar probeert een armzalig volk in leven te blijven door huizen te bouwen op steile heuveltjes. Die heuveltjes zijn met handkracht opgeworpen tot een hoogte die net boven de hoogste vloed uitsteekt. Bij vloed lijken zij schipbreukelingen. Zij leven van vis die zij met netten in het slijk vangen. Zij verwarmen hun verkleumde leden door modder te verbranden, die zij meer door de wind dan door de zon hebben laten drogen. Zij drinken niets dan regenwater, dat zij in een kuil voor hun woning bewaren. En deze volkeren spreken van slavernij als ze vandaag de dag door het Romeinse volk overwonnen worden!”
Extreme beperkingen
Er is een gangbare grap over Nederland: “God schiep de wereld, maar de Nederlanders schiepen Nederland.” De Nederlanders hebben de moerassen en veengebieden drooggelegd en met een ingenieus systeem van sloten, dijken en windmolens het land teruggewonnen en in vruchtbare grond veranderd. Nadat de boeren in de 19e eeuw de woeste grond met overheidssteun ontgonnen, bloeide de biodiversiteit in Nederland. Zij bewerkten de grond rond bossen, veenmoerassen en beken. Hilde Huizinga, die vier boeken schreef over de geschiedenis van het Nederlandse landschap, beschrijft de overvloed die rond de eeuwwisseling aanwezig was: “Het wemelde van de fazanten, hazen, patrijzen, weide- en akkervogels, kikkers, uilen”.
Om het land terug te brengen naar de ‘oorspronkelijke staat’ en in die staat te houden, zijn extreme ingrepen nodig. Er worden op grote schaal bomen gekapt, de vruchtbare bovenlaag van de grond wordt afgegraven en vruchtbaar land wordt onder water gezet. De oorspronkelijke natte gebieden worden in het natuurbeleid zelfs als dermate belangrijk gezien, dat ze onder een aanvullend VN verdrag vallen: het Ramsarverdrag. Onderdeel van dit verdrag is dat in Nederland ruim 1.000.000 hectare moet worden veranderd in wetlands, moerassen, vennen en veen- of plasgebieden. Dat is 27 procent van de totale oppervlakte van Nederland!
Bovendien moeten volgens de logica van de conservatiebiologie de voor de habitat kenmerkende dier- en plantensoorten aanwezig zijn. Voor de ‘rewilders’ is het terugbrengen van grote roofdieren daarom een speerpunt. Vandaar dat we in Nederland nu worden opgejaagd door exploderende wolvenpopulaties. In andere delen van Europa komen zelfs populaties van beren en lynxen terug.
Natuurherstel, op deze manier ingevuld en uitgevoerd, is niets minder dan het terugdraaien van de beschaving. Het is een regelrechte aanval op de mens — op onze manier van leven, onze welvaart, ons bestaan. Vlak voordat de industrialisering een vlucht nam, telde Nederland rond de drie miljoen inwoners. In 2025 zijn dat er meer dan 18 miljoen. Die krijgen nu extreme beperkingen opgelegd in hun economische activiteiten, inclusief de landbouw en voedselvoorziening. We stevenen af op een land waarin mensen opeen worden gepakt in steden, armoedig en afhankelijk, en worden teruggeworpen naar een pre-industrieel, marginaal bestaan.
Het instellen van de reservaten loopt gelijk op met een paradigmaverschuiving in beheer, valt te lezen in het evaluatierapport van de Biodiversiteitsconventie uit 2005. Traditioneel gezien is natuurbescherming een taak van de centrale overheid. In de nieuwe situatie worden gebieden beheerd “door vele partners”. De gebieden zijn niet langer nationaal bezit, maar worden gezien als “gemeenschapsbezit met internationaal belang”. In veel landen bepalen ngo’s welke gebieden moeten vallen onder natuurbeheer. In de EU bepalen de overheden dit meestal, maar zij wijzen ngo’s en ‘Terrein Beherende Organisaties’ (TBO’s) aan als beheerders. Privaat bezit wordt onmogelijk gemaakt. Al in de jaren ’90 waarschuwden de Amerikaanse eigendomsrechtactivisten Henry Lamb en Michael S. Coffman ervoor dat de natuurbeschermingsagenda een verkapte landroof was en een aanval op het eigendomsrecht. Volgens Lamb en Coffman zouden er met de implementatie van het Wildlands-model nauwelijks nog plekken zijn in de VS waar mensen vrij van hun bezit gebruik konden maken of anderszins economisch actief zijn, zonder met milieubeperkingen te maken te hebben. In feite wordt vrije beschikking over eigendommen op deze manier teruggebracht tot vruchtgebruik, zo waarschuwen zij. Een gegeven dat in 2025 zeer voelbaar is met het land op een stikstofslot.
Noot: Het boek van Elze van Hamelen, ‘De Grote Verbouwing van Nederland’, is bijna uitverkocht. We hopen snel met een nieuwe, geactualiseerde editie te komen. Zodra die er is, zullen we dit bekend maken.
Meer lezen?
dakl.nl/eigendomsrecht-en-voedselvoorziening
dakl.nl/landschapsherstel-kan-samen-met-boeren
dakl.nl/raad-akkoord-over-natuurherstelwet
GERELATEERD ARTIKEL
Het kan anders: mens en natuur kunnen wel samen gaan
Natuur kan gedijen wanneer de mens ervoor zorgt. Het alternatief voor de anti-beschavingsagenda, waarbij natuurbeheer wel degelijk samengaat met menselijke bewoning en eigendom, is het idee van rentmeesterschap. Er liggen allerlei concrete projecten klaar om hier invulling aan te geven.
De technocratische maakbaarheidsbenadering achter het Wildlands-Naturabeleid leidt tot het opheffen van de landbouw en visserij, het stilleggen van de bouw en andere economische activiteiten, en het verschralen van natuur in naam van herstel. Boeren die ik spreek staan versteld dat een zandverstuiving meer gewaardeerd wordt dan een bos of vruchtbaar land. De heggen, houtwallen en elzenhagen die door boeren werden aangelegd tijdens de ontginningen waren nieuwe natuur, bruisend van leven, zeer biodivers. Ze maakten deel uit van een cultuurlandschap waarin boer en natuur samengaan. Dat uitgangspunt vinden we terug in de christelijke traditie van het rentmeesterschap. De mens is daarin niet de ‘heerser’ over de natuur, maar gaat vanuit dienstbaarheid om met de schepping. Boeren en vissers die ik voor mijn onderzoek sprak, zowel christelijke als niet-christelijke, spreekt dit concept nog steeds erg aan. Ik ben geen boer tegengekomen die niet met zorg met het land en dieren omgaat. Ik heb geen visser gesproken die geen diep ontzag voor de zee heeft.
Vanuit het uitgangspunt van rentmeesterschap kan natuur door boeren hersteld worden. Er bestaan verschillende veelbelovende voorstellen, van sommige zijn al succesvolle pilots uitgevoerd. Natuurbeschermer en oprichter van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap Jaap Dirkmaat bijvoorbeeld, pleit met het Deltaplan voor het landschap voor het herstellen van een deel van de heggen. Een heg is een biotoop — een leefgebied voor brede variëteit aan struiken, bloemen, grassen, insecten, vogels en kleine zoogdieren. Heggen zorgen voor natuurlijke ecologische verbindingen in het landschap. Met het herstel van houtwallen en heggen kunnen boeren blijven, de biodiversiteit wordt hersteld, en dat alles tegen een fractie van de huidige subsidies om het land af te breken.
Oud-journalist en akkerboer Marcel van Silfhout stelt met zijn plan Natuurlijk Agrarisch Beheer 2025 (NAB 25), een revitalisering van het Nederlandse boerencultuurlandschap voor. De Vereniging voor behoud van boer en milieu (VBBM) ondersteunt boeren in een bedrijfsvriendelijke overgang naar kringlooplandbouw. De vereniging Samenleving, Landbouw Natuur (SLN) pleit bij bestuurders voor oplossingen voor landbouwproblemen waarbij boeren en bewoners betrokken worden.
Het voordeel van een benadering waarin rentmeesterschap centraal staat, is niet alleen natuur- en landschapsherstel, maar ook het beschermen van economische bedrijvigheid, het eigendomsrecht, en voedselzekerheid. Dit is van levensbelang in deze geopolitiek volatiele tijd, in een klein land met een grote en vanwege immigratie groeiende bevolking. Met elke boer die we verliezen vanwege stikstof, vernatting of andere natuurbescherming, verliezen we niet alleen de voedselproductie, maar ook kennis en de economische activiteit rondom het boerenbedrijf. Het gaat niet om één boer, langzaam wordt een hele sector afgebroken. Dit gaat ook leiden tot tekorten op de handelsbalans. Het herstellen van tekorten op de handelsbalans was overigens voor Mansholt naast ‘nooit meer honger!’ een van de redenen voor het inzetten op overproductie in de landbouw. Bovendien zorgt een benadering waarin het runnen van een gezond bedrijf samengaat met natuurbescherming voor bescherming van het eigendomsrecht van plattelandsbewoners, dat recht is een voorwaarde voor vrijheid en autonomie. Wie niets bezit, wordt afhankelijk van anderen.
De oplossingen zijn dus voorhanden. Om te komen tot deze voor de hand liggende oplossingen is een fundamentele discussie over het natuurbeleid noodzakelijk — een discussie die voorbij gaat aan myopisch gemuggenzift over übertechnologische en van de realiteit losgezongen kritische depositiewaarden en onnavolgbare stikstofmodellen. In plaats daarvan zou het moeten gaan over oplossingen waarbij natuur samengaat met belangen als voedselzekerheid, ondernemersvrijheid en bescherming van eigendomsrecht.
