Nieuws Cultuur

De Bolle Gogh: veilig portret van controversieel filmmaker

de bolle gogh
Fotografie: André Bakker
💨

Spiegel van een samenleving onder stroom​
Spiegel van een samenleving onder stroom
Datum: 24 januari 2024
Cultuur

Erick Overveen


Historicus en biograaf Jaap Cohen (1980) werd in 2004 persoonlijk geraakt door de aanslag op filmregisseur en columnist Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri in Amsterdam: zijn vader Job Cohen, burgemeester van Amsterdam en kleinzoon van Holocaustslachtoffers, was niet alleen weggezet als NSB’er door Van Gogh, maar stond die avond ook voor de zware taak om een geschokte menigte op de Dam toe te spreken en de oplopende spanningen tussen moslims en autochtonen te beteugelen.

“Zo had ik mijn vader nooit eerder gezien: zo getergd, zo angstig”, schrijft Cohen in zijn nieuwe biografie, De bolle Gogh. De titel is een knipoog naar de wijze waarop Van Goghs zijn duizenden brieven altijd ondertekende, maar verwijst misschien ook wel naar de omvang van het boek dat 688 pagina’s telt.

Het boek begint met een gedetailleerde beschrijving van Cohens bezoek aan de ouders van Theo, Johan en Anneke. Hij merkt op hoe verschillend het echtpaar is, zowel in leeftijd als in karakter, en hoe deze verschillen de sfeer in huis beïnvloeden. Zijn relaas biedt zo rechtstreeks inzicht in de familiegeschiedenis van de Van Goghs, die zowel tragiek als artistieke hoogtepunten omvat. Johan vertelt over de connectie met de beroemde schilder Vincent, over Theo’s moeilijke relatie met zijn vader en hoe zijn werk als analist bij de Binnelandse Veiligheidsdienst (BVD) hun relatie beïnvloedde. Het verhoogde Theo’s politieke bewustzijn en maakte hem op jonge leeftijd al bewust van corruptie en belangenverstrengeling binnen de overheid.

Anneke vertelt dat Theo van jongs af aan als een provocateur door het leven ging: explosief, cynisch en tegelijkertijd zeer gevoelig. Hij vond het vreselijk zijn vader tijdens de dodenherdenking te zien huilen om diens gefusilleerde broer Theo, naar wie hij was vernoemd. Ondanks de geborgenheid en vrijgevochtenheid in huize Van Gogh en ondanks de rijkdom die de familie dankte aan oudoom Vincent, hing die gebeurtenis altijd als een dreigende wolk boven de Wassenaarse villa waarin hij opgroeide.

Het oorlogsverleden van zijn familie prikkelde zijn fantasie en boezemde hem ­tegelijkertijd angst in. In het licht van deze familiegeschiedenis is het opmerkelijk dat Van Gogh snoeihard oordeelde over Joden als Leon de Winter die naar zijn mening hun Joodse afkomst en de holocaust misbruikten. Of misschien was dat juist de reden dat hij dit deed. De biografie waagt zich helaas niet aan dergelijke diepere bespiegelingen. Het houdt zich bij de feiten.

De biografie geeft wel veel inzicht in Cohens eigen reis als biograaf. Wanneer Cohen op een kille herfstdag in 2016 de A4 oprijdt, beseft hij hoeveel werk hem de komende jaren te wachten zal staan. Zijn worstelingen, twijfels en openbaringen worden met zo’n eerlijkheid gepresenteerd dat de lezer een bijna voyeuristische blik krijgt in het proces van biografisch onderzoek.

Een memorabel moment is wanneer Cohen toegang krijgt tot een doos met persoonlijke items van Theo. Zo ontdekt hij dat Theo aan iedereen had verteld dat hij met zijn moeder naar bed was geweest.

Cohen schrijft: “Dit kon natuurlijk interessant materiaal zijn voor psychiaters en biografen, want het leek op een klassiek Oedipuscomplex. Daarbij zou het mogelijk een verklaring kunnen zijn voor zijn gedrag, zijn angst voor binding en zijn angst om verlaten te worden.” Met enige tegenzin brengt hij het onderwerp tijdens een bezoek aan de Van Goghs ter sprake. Tot zijn opluchting reageert Anneke verrassend open. Met een grote lach op haar gezicht legt ze hem uit dat het verhaal volledig verzonnen is. Als de biograaf haar vraagt wat haar zoon ertoe heeft gebracht om dergelijke verhalen te verzinnen, antwoordt Anneke dat het een familietrek was: ook haar man verzon altijd verhalen.

Van zijn debuutfilm Luger in 1981 tot zijn overlijden in 2004 regisseerde Van Gogh dertien speelfilms, tien tv-films, vijf tv-series en een aanzienlijk aantal andere projecten, waaronder theaterregistraties, videoclips en documentaires. Van Gogh beschouwde het filmmaken als de meest masochistische bezigheid die iemand zich maar kon wensen, maar tegelijkertijd was hij hopeloos verslaafd aan de oorlog rond de filmset.

Zijn collega Paul Verhoeven had hem eind jaren ’80 al met klem geadviseerd Nederland zo snel mogelijk te verruilen voor Hollywood. Want zelfs hij, die grote Verhoeven, regisseur van kaskrakers als Turks Fruit (1973) en Soldaat van Oranje (1977) moest elke keer weer als de eerste de beste beginneling door de stugge filmcommissies heen waar “weinig bekwame mensen in zetelden”. Niet lang daarna gaf Verhoeven zelf het voorbeeld door in Amerika de kaskraker Basic Instinct (1992) te maken. Van Gogh bleef in Nederland vanwege de verantwoordelijkheid die hij voelde jegens zijn nog jonge zoon Lieuwe.

Van Goghs films waren in Nederland over het algemeen weinig succesvol. Ze verdwenen vaak al na twee of drie weken uit de roulatie. Tijdens een interview met Vrij Nederland in 1989 vroeg Van Gogh zich af waarom zijn films nooit grote hits werden. De interviewer suggereerde dat zijn gedrag wellicht mensen afschrikte. Theo bevestigde dit niet direct, maar merkte op dat zijn films in het buitenland beter ontvangen werden dan in Nederland: “Daar kennen ze mij niet, daar gaan ze gewoon kijken”.

Desondanks mocht De Gezonde Roker, zoals zijn bijnaam inmiddels was gaan luiden, in 1996 een Gouden Kalf in ontvangst nemen voor het psychologische drama Blind Date. Zijn samenwerking met Katja Schuurman in Interview uit de zomer van 2003 trok internationale aandacht en resulteerde in een Amerikaanse remake. De postuum uitgebrachte politieke thriller 06/05 over de moord op zijn goede vriend politicus Pim Fortuyn had hij losjes gebaseerd op de structuur van Oliver Stone’s JFK en behoort volgens critici tot zijn magnum opus, omdat het zijn vermogen weerspiegelt om zowel een maatschappelijk relevante rolprent te maken als een spannende, meeslepende thriller.

Van Goghs publieke leven was een aaneenschakeling van schandalen, polemieken, ruzies en aanvaringen met Justitie. Dat kwam omdat hij het beledigen van mensen tot sport had verheven. Er werden zeven rechtszaken tegen hem gevoerd, maar hij werd slechts één keer – in 1991 – door de Hoge Raad veroordeeld tot een geldboete van duizend gulden, onder andere omdat hij in een column in de Volkskrant schrijver Leon de Winter ervan had beschuldigd dat deze zijn joodse identiteit misbruikte om er rijk en populair mee te worden.

Als klap op de vuurpijl schreef Van Gogh in filmblad Moviola over ‘copulerende gele sterren in de gaskamer’ en hij had het over “de lucht van karamel” die hij rook. “Vandaag verbranden ze alleen suikerzieke joden”. De Hoge Raad vond het ‘begrijpelijk dat leden van de Joodse gemeenschap en anderen zich aan de inhoud van deze passages hadden geërgerd’. De columnist vond dat ‘het recht op belediging in hoge eer’ zou moeten staan: “Zowel christenen als islamieten zouden veel vaker beledigd moeten worden”, zei hij tegen de rechter. In de laatste jaren van zijn leven werd de (radicale) islam steeds vaker het mikpunt van zijn spot en hoon. Dit culmineerde in zijn meest provocerende werk, Submission: Part I, dat hij in de zomer van 2004 samen schreef en verfilmde met voormalig politica Ayaan Hirsi Ali. De film werd door de geradicaliseerde Mohammed Bouyeri gezien als een legitimatie om Van Gogh te vermoorden. Het verhaal van Van Gogh is daarmee niet alleen een portret van een kunstenaar, maar ook een spiegel van een samenleving onder stroom.

Cohen schrijft: “Zo kwam er een einde aan de tweede november 2004, de dag waarop bruut het leven was ontnomen aan een van de meest kleurrijke figuren van het land. De dag ook waarop de idylle van het vrolijke, tolerante Nederland uit de jaren zeventig – de jaren waarin Theo van Gogh was opgegroeid en waarin je naar hartenlust kon spotten en beledigen – voorgoed was verstoord. Door toedoen van Mohammed Bouyeri en zijn geestverwanten was de grote, boze buitenwereld van het fundamentalistisch-islamitisch terrorisme Nederland binnengedrongen; als opiniemakers, cabaretiers en cartoonisten geen gevaar wilden lopen, moesten ze voortaan hun uitingen op een goudschaaltje wegen”. Toch neemt de moord maar een bescheiden plaats in in het boek en komen we er niet goed achter wat de gevolgen ervan zijn geweest voor onze samenleving.

Het heeft lang geduurd voordat er een biografie van Theo van Gogh verscheen. Max Pam was ooit begonnen met het schrijven ervan, maar zijn nauwe band met Theo maakte het waarschijnlijk moeilijk. Na jaren van onderzoek droeg hij zijn opnamen van interviews en aantekeningen royaal aan Cohen over. Aan materiaal had Cohen geen gebrek: sterker nog, hij werd erdoor overspoeld. Zijn manuscript werd steeds dikker. Een dun boek zou niet passen bij Theo, maar vorig jaar zomer heeft hij toch nog 32.000 woorden geschrapt.

Op momenten kan Cohen aandacht voor minutieuze details de voortgang van het verhaal vertragen, waardoor de lezer soms verlangt naar een snellere ontwikkeling. Van de andere kant onderscheidt deze diepte van detail De bolle Gogh als een biografie van literaire betekenis.

Bij mij persoonlijk zorgde het voor een rijker begrip van Van Gogh, ondanks het feit dat ik zelf voor mijn tweede roman Delirium jarenlang onderzoek heb gedaan naar deze provocateur – en hem zijdelings heb gekend via vrienden in de filmwereld die regelmatig om hem heen cirkelden. De biografie is daarmee een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de Nederlandse cultuur en geschiedenis en in het bijzonder in het leven van een hemelbestormer die zijn gelijke niet kent.


 
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.




©2024 De Andere Krant.
Alle rechten voorbehouden.