Debat over het boek ‘Ken uw recht’
Aleutie & Boek: Ken uw recht
💨
Kritiek jurist Hanno Wisse en reactie Michael van leeuwen
Kritiek jurist Hanno Wisse en reactie Michael van leeuwen
Datum: 3 mei 2023
Mens en Macht
Hanno Wisse, Michael van Leeuwen
Het nieuwe boek, ‘Ken uw recht’, van Michael van Leeuwen – ‘ghost-written’ door Karen Hamaker-Zondag – houdt de gemoederen bezig. Volgens jurist Hanno Wisse biedt het een idealistisch, maar helaas misleidend perspectief op het Nederlandse recht. De auteurs verwarren volgens Wisse hun eigen beeld van hoe het recht eruit zou moeten zien met hoe het werkelijk in elkaar zit. In een volgende editie van De Andere Krant zullen de auteurs van ‘Ken uw recht’ hierop reageren.
De centrale boodschap van Hamakers boek is dat het recht vrijwel altijd verkeerd wordt uitgelegd. Er is volgens haar een manier om het recht zo te interpreteren dat het ons niet langer eronder houdt, maar dat we als ‘mens van vlees en bloed’ onze eigen autonomie weer kunnen terug winnen. Daarom luidt de ondertitel ook: ‘vrijheid is uw recht’.
Deze boodschap is sinds de medische dictatuur die sinds maart 2020 over ons land is uitgerold, waarbij de rechterlijke macht de regering geen strobreed in de weg legde, om begrijpelijke redenen populair geworden. Maar Hamaker verwart hoe het recht er haars inziens idealiter uit zou moeten zien met hoe het in de realiteit werkt. ‘Vrijheid is uw recht’ klinkt leuk, maar de wet stelt regels die worden afgedwongen.
Ik zal proberen aan de hand van een aantal voorbeelden uit haar boek te illustreren waar zij de fout in gaat.
De keuze tussen mens en persoon zou juridisch relevant zijn.
Hamaker stelt dat er een verschil zou zijn tussen ‘mens van vlees en bloed’ en ‘natuurlijk persoon’. Zij suggereert dat voor zover je bij de oorspronkelijke staat blijft waarin je werd geboren – als mens van vlees en bloed – je ‘vrij’ blijft. Maar of we het nu leuk vinden of niet, in het Burgerlijk Wetboek wordt het begrip natuurlijk persoon gebruikt op een manier die synoniem is aan alle in Nederland levende mensen van vlees en bloed. Een natuurlijk persoon ben je dus voor de wet, ongeacht hoe je daar zelf over denkt. Dat je ervoor zou kunnen kiezen geen natuurlijk persoon te zijn is een wensdroom.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) zou bindend zijn.
Hamaker schrijft dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), die onder meer stelt dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten zijn geboren, rechtsgeldigheid zou hebben. Zij verwijst daarbij naar artikel 93 van de Grondwet, waar staat dat bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties na bekendmaking bindende kracht hebben indien deze ‘naar hun inhoud eenieder kunnen verbinden’. Dat laatste betekent dat niet alleen staten in hun onderlinge verhouding eraan gebonden zijn, maar dat ook burgers er een beroep op kunnen doen. Echter, de Hoge Raad heeft in een uitspraak van 7 november 1984 (BNB 1985/43) uitgemaakt dat de UVRM geen verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie betreft dat naar inhoud eenieder kan verbinden. Het is wel zo, dat delen van de UVRM inmiddels internationaal gewoonterecht zijn geworden en om die reden bindend, maar dat geldt alleen voor staten en niet voor burgers. Dit heeft de Hoge Raad vastgesteld in uitspraken van 6 maart 1959 (NJ 1962) en 2 en 14 april 1989 (NJ 1989, 469).
De overheid zou een politieke vereniging zijn.
Hamaker stelt dat de overheid slechts een politieke vereniging betreft, vergelijkbaar met een carnavalsvereniging. Het voordeel van een vereniging is dat je er kunt uitstappen. Dan hoef je bijvoorbeeld geen belasting meer te betalen. Maar ook dit is wensdenken. In het Burgerlijk Wetboek (artikel 2:1 lid 1) staat dat de staat als zodanig al “rechtspersoonlijkheid” heeft. Dat is wat anders dan dat de staat rechtspersoonlijkheid heeft verkregen doordat deze een vereniging zou zijn.
Een nieuwe kijk op de begrippen rechtspersoon en rechtspersoonlijkheid.
Volgens Hamaker is het begrip rechtspersoon slechts een oplichtingsconstructie, die alleen maar is bedoeld om mensen op het verkeerde been te zetten, omdat het uiteindelijk natuurlijke personen zijn die de rechtspersoon vertegenwoordigen. Uit dit laatste trekt ze vervolgens de conclusie dat alleen natuurlijke personen gebonden kunnen zijn aan gesloten contracten en aansprakelijk gehouden kunnen worden. Echter, voor de wet (zie bijvoorbeeld artikel 2:5 Burgerlijk Wetboek) kunnen naast natuurlijke personen die handelingsbekwaam zijn ook rechtspersonen rechtsbetrekkingen aangaan. Daaronder valt bijvoorbeeld het sluiten van contracten, waar de rechtspersoon dan aan is gebonden.
Een bijzondere lezing van de begrippen wet, wetgeving en regelgeving.
Hamaker beweert dat de wet alleen is bedoeld voor verboden en dat de woorden wetgeving en regelgeving slechts staan voor advies. Verder meent zij dat het woord wet alleen op het Wetboek van Strafrecht betrekking heeft, terwijl het civiele recht en het bestuursrecht alleen adviserende regels zouden omvatten. Maar in werkelijkheid is er geen verschil tussen de woorden wet, wetgeving en regelgeving. Zowel het strafrecht, het civiele recht als het bestuursrecht zijn neergelegd in wetten. Verder bevat het civiele recht zowel gedeeltes die van dwingend recht zijn als gedeeltes die van ‘regelend’ recht zijn.
Dwang zou verboden zijn.
Hamaker citeert het Wetboek van Strafrecht (artikel 284 lid 1 onderdeel 1): “Hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden (…) is strafbaar.” Doordat zij veronderstelt dat alleen het Wetboek van Strafrecht een wet betreft en de rest slechts een kwestie zou zijn van advies, komt ze tot het standpunt dat een ambtenaar een burger nooit zou mogen dwingen, behalve wanneer sprake is van schending van het Wetboek van Strafrecht. Maar het woord “wederrechtelijk” impliceert dat een overheidsdienaar een burger alleen niet mag dwingen wanneer zij daartoe geen bevoegdheid heeft. Aangezien het civiele recht, het bestuursrecht en het belastingrecht die bevoegdheid wel degelijk scheppen, is er vele malen meer sprake van rechtmatige dwang dan Hamaker denkt dat het geval is.
Overheidsdienaren zouden te allen tijde ‘gemachtigd’ moeten zijn.
Hamaker drukt haar lezers op het hart om bij overheidsdienaren altijd naar hun machtiging te vragen, zodat duidelijk wordt of er sprake is van bevoegd handelen. Maar niet alleen machtiging is hierbij relevant. Voor bevoegd handelen zijn tevens vier andere begrippen van belang: attributie, delegatie, mandaat en volmacht, die ambtenaren wel degelijk in staat stellen publiekrechtelijke besluiten te nemen.
De volmacht aan de volksvertegenwoordiging zou moeten worden opgezegd.
Hamaker raadt mensen aan hun volmacht aan de volksvertegenwoordiging in te trekken, omdat anders later mogelijk aansprakelijkstelling dreigt voor wandaden van de volksvertegenwoordiging. Echter, het uitbrengen van een stem gebeurt nooit op de volksvertegenwoordiging als geheel, maar op een politieke partij. Daarbij is het niet de volksvertegenwoordiging die het land regeert, maar de regering met de steun van een coalitie bestaande uit regeringspartijen. Van een volmacht aan de volksvertegenwoordiging kan om die reden alleen al geen sprake zijn.
De opmaak van juridische documenten zou bijzondere aandacht verdienen.
Hamaker stelt ten onrechte dat de opmaak van juridische documenten bijzondere betekenis heeft. Zij stelt bijvoorbeeld dat alleen een ‘natte handtekening’, met pen en papier, rechtsgeldig zou zijn. Maar uit diverse wetsartikelen (3:15a BW en artikel 2:16 lid 1 en 2 Algemene Wet Bestuursrecht) blijkt dat een elektronische handtekening eveneens rechtsgeldig kan zijn.
Een rechtbank is geen filosofiecafé. Een rechter is gebonden aan wetgeving die de wetgever heeft uitgevaardigd. Mensen die denken dat ze zich met filosofische concepten tegenover de overheid in een rechtbank teweer kunnen stellen, zullen bedrogen uitkomen. Zeker als ze hun belasting niet meer betalen, omdat ze menen dat Nederland een vereniging is, waarvan ze hun lidmaatschap kunnen opzeggen. De belastingdienst is niet geïnteresseerd in iemands persoonlijke filosofie voor inning van een belastingschuld. Als je tegen de rechtsregels in niet meewerkt, krijg je te maken met de staatsmacht die zich doorzet.
Toch wel goed om uw recht te kennen
In De Andere Krant van 25 maart (nummer 12) schreef mr. Hanno Wisse een kritische recensie van het nieuwe boek van Michael van Leeuwen, ‘Ken uw Recht’. Hierin biedt Van Leeuwen lezers handvaten om hun rechten te halen en hun vrijheden te waarborgen met behulp van het bestaande rechtssysteem. Volgens Wisse geven Van Leeuwen en zijn ghost-writer Karen Hamaker-Zondag echter misleidende adviezen die niet in overeenstemming zijn met het geldende recht. In dit artikel beantwoordt Van Leeuwen zijn kritiek.
Toen ik begon aan het boek Ken uw recht, wist ik dat dit boek het nodige stof zou doen opwaaien, niet in de laatste plaats omdat de inhoud het nodige aan de kaak stelt wat er allemaal niet goed gaat in de Nederlandse rechtsstaat. Want dat het niet goed gaat, daar zijn niet de minsten op het gebied van de rechtspraak het over eens.
In de praktijk blijkt het maar al te vaak de overheid zelf te zijn die op verschillende, vaak cruciale punten het recht naar eigen hand zet (en, zoals Rutte onder ede heeft gezegd, als het hem uitkomt ook aan de kant zet). Kijk maar eens op het YouTube kanaal van de Eerste Kamer, naar de Deskundigenbijeenkomst ter voorbereiding op het debat over de Staat van de Rechtsstaat op 4 februari 2014. Door de hoogste rechters van Nederland werd aangegeven dat mensenrechten en burgerrechten geschonden worden.
Al in de eerste tien minuten van de Algemene Inleiding maakt dr. A.F.M. Brenninkmeijer het punt van de ondermijning van de democratische rechtszaak duidelijk. Al veel eerder, in 2002, heeft ook prof. Twan Tak forse kritiek geuit op het gebrek aan rechtsbescherming in het bestuursrecht. Er is dus sprake van een ingesleten gang van zaken die nadelig is voor de burger. Dat ik dat aan de kaak stel, en help inzicht te geven in wat met het recht echt bedoeld werd en wordt, was juist met het oogmerk te laten zien hoe het recht werkelijk in elkaar zit, en dat is niet zoals de praktijk in elkaar zit.
Daarom ben ik ook zo verbaasd dat Hanno Wisse zijn opmerkingen lijken te impliceren dat je alles bij het oude moet laten omdat het nu eenmaal zo werkt. In de gesprekken die ik hierover heb gehad met wijlen prof. Antoon van Putten en de helaas ook eind februari geleden overleden prof. Twan Tak stond één ding als een paal boven water: de gangbare praktijk moet hoognodig op de schop, om terug te keren naar wat ooit bedoeld was.
Mijn boek is geen theorie. Veel heb ik op grond van praktijkervaring geleerd. Ik heb bewust processen gevoerd, bewust processen uitgelokt, allemaal om te onderzoeken hoe het recht werkt, en waar het krom is. Dat is een leerproces geweest met vallen en opstaan, maar allengs leerde ik steeds beter navigeren en kon daardoor ook succes boeken. Het heeft gemaakt dat ik diep in de materie moest duiken. De combinatie van theorie en praktijk heeft me een unieke kijk gegeven op wat er gaande is en in een aantal gevallen ook hoe je het een en ander kunt aanpakken. Dat is kennis die ik heb willen delen in mijn boek, en als mensen zich bewust worden van wat ze (vaak zonder het te weten) fout doen, kan de democratische rechtsstaat hersteld worden.
Het Nederlands recht zit, op een paar verbeterpunten na, op zich goed in elkaar, en het zou goed zijn als iedereen voldoende geïnformeerd zou zijn op dit gebied. Want zonder goede informatie kunnen instellingen en overheden gemakkelijker los van het recht functioneren. Dan sluipen er werkwijzen in, die de rechtsstaat aantasten.
In de kritiek op het boek zie ik een aantal dingen naar voren komen die ik recht wil zetten. In de eerste plaats lijkt het erop alsof er een aanval is ingezet op Karen Hamaker-Zondag, aangezien Stadermann, Wisse en anderen het steeds hebben over ‘het boek van Hamaker’ of ‘Hamaker zegt…’. Aangezien ik dyslectisch ben heeft Karen me geholpen mijn teksten te ordenen en om te zetten in leesbaar Nederlands. Daarvoor ben ik haar heel dankbaar. Maar daarmee houdt haar rol op, ze is slechts ghostwriter. Dat wakkere juristen niet zien dat alleen mijn naam op de kaft staat en het mijn boek is, geeft te denken.
Een andere verwarring betreft de autonomiebeweging. Er zijn heel veel verschillende stromingen op het gebied van de autonomie die het bepaald niet allemaal met elkaar eens zijn. Ik behoor tot géén van die stromingen, ik ben alleen decennialang heel diep in de krochten van het Nederlands recht gedoken. Toch wordt gesuggereerd dat het aan mijn werk zou liggen dat sommige stromingen totaal verkeerde adviezen geven, adviezen waarmee zowel Karen als ik het volstrekt oneens zijn. Daarom een welgemeend advies: doe eerst goed onderzoek in het landschap van de autonomiebeweging voordat je er uitspraken over doet, en verwar het niet met mijn werk.
Een derde punt is dat er in de kritieken, zeker ook die van Hanno Wisse, heel erg selectief geshopt is in mijn boek, zo sterk zelfs, dat ik op bepaalde punten de indruk heb dat er alleen vluchtig door het boek gebladerd is, zonder alles te lezen. Zo geeft Wisse kritiek op wat ik schrijf over de opmaak van juridische documenten. Maar ik heb juist een heel hoofdstuk over dit punt geschreven dat de opmerking van Wisse volstrekt overbodig maakt.
Een artikel dat maar een beperkte omvang mag hebben zal nooit volstaan om genuanceerd en diepgaand alle kritiek te pareren. Het is nu eenmaal gemakkelijker een aantal beweringen te doen dan het onderbouwd weerleggen ervan. Sommige kritieken op het boek líjken goed te klinken, maar bij nadere beschouwing valt daar veel op af te dingen. Wisse stelt bijvoorbeeld: “We kunnen het jammer vinden, maar een rechtbank is geen filosofiecafé. Een rechter is gebonden aan wetgeving die de wetgever heeft uitgevaardigd.” Een strafrechter is gebonden aan de wet strafrecht, een civiele rechter aan de wetgeving burgerrecht en de bestuursrechter aan regelgeving bestuursrecht. Die laatste echter behoort niet bij de rechterlijke macht.
Je kunt bij een bestuursrechter nooit terecht met argumenten die tot het civielrecht of strafrecht behoren. Als je dat niet weet, heeft dat grote gevolgen. Ook hier gaat Wisse achteloos aan voorbij en dat betekent dat wat hij stelt meer op een halve waarheid lijkt, waarmee de mens alsook de burger niet geholpen is. Graag verwijs ik naar de officiële site van de rechtspraak, waar bevestigd wordt dat de bestuursrechter niet over burgerrechten mag oordelen, dus niet bevoegd is over privaatrechtelijke feiten te oordelen. dakl.nl/uitspraken-2023-1974. Je kunt niet spreken van ‘een rechter’, simpelweg omdat er verschillende soorten rechters zijn, elk met hun eigen jurisdictie, mogelijkheden en beperkingen. Heel belangrijk om te weten!
Ik ben meer dan bereid over alle kritiek diepgaand te discussiëren en heb de uitnodiging die Blckbx.tv heeft gedaan om een live gesprek te hebben met jurist Jeroen Pols (die in een uitzending bij videokanaal Café Weltschmerz kritiek heeft geleverd op het boek van Van Leeuwen – red.) graag aanvaard.
In mijn nieuwe lezingenreeks ga ik voor degenen die daarin geïnteresseerd zijn gedetailleerd in op alle kritieken. En mocht er terechte kritiek zijn, dan zal ik de eerste zijn om dat meteen recht te zetten door publicatie op mijn website en rectificatie in een volgende druk van het boek.
Wat zou het fijn zijn als we gezamenlijk kunnen analyseren hoe het gekomen is dat de overheid zoveel macht naar zich toe heeft weten te trekken, en wat we daaraan kunnen doen, gewoon door het recht te gebruiken zoals het ooit bedoeld was. Want is dat niet wat we allemaal eigenlijk willen?
Wil je meer weten?
Wil je meer weten?