Wordt de oversterfte stilletjes genormaliseerd?
Toine de Graaf | Datum: 30 april 2025
Grafiek: Sterfte sinds 2020 afgebeeld als normsterfte. Blauw = bandbreedte (bron: Steigstra en Theunissen)
onderzoekers leggen vinger op de “blunder” van RIVM en CBS
Sinds 2021 kent ons land een onverklaarde structurele verhoging van het aantal overlijdens. “Toch dreigt deze oversterfte stilletjes te verdwijnen uit de officiële statistieken”, waarschuwen statisticus Herman Steigstra en onderzoeker Anton Theunissen. Zij pleiten in een notitie, die onlangs naar politici en beleidsmakers is gestuurd, voor een model voor ‘normsterfte’. Ze krijgen de steun van verschillende wetenschappers, onder wie voormalig interim-directeur van het CBS ir. Jan van der Zanden die vraagt om “herbezinning” op de oversterfte.
Er is iets opmerkelijks gaande met de manier waarop in Nederland sterfte wordt berekend. Vanaf 2021 is sprake van een structurele verhoging van het aantal overlijdens, waarvoor geen overtuigende verklaring bestaat. Toch dreigt deze oversterfte geleidelijk te worden weggepoetst uit de officiële statistieken. “Dat is het gevolg van het huidige rekenmodel van het RIVM, waarin ook de jaren met verhoogde sterfte worden meegenomen in de voorspelling voor de toekomst”, stellen Herman Steigstra en Anton Theunissen. “Hierdoor wordt het verhoogde sterfteniveau als vanzelfsprekend onderdeel van de norm beschouwd.”
Historisch gezien gebruikte het RIVM lange tijd een methode waarbij pieken in sterfte, bijvoorbeeld tijdens griepgolven, niet werden meegenomen bij het berekenen van de verwachting. Dit had een belangrijke signaalfunctie: zodra het gerapporteerde aantal overlijdens buiten de verwachte bandbreedte kwam, was er kennelijk sprake van een epidemie of andere bijzondere omstandigheid.
Tijdens de coronapandemie nam het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de sterfterapportage over. Het CBS gebruikte een andere methodiek, gebaseerd op de bevolkingsopbouw en historische sterftekansen. Langzaam groeit de bevolking, maar we worden ook langzaamaan ouder. Deze methode was beter in staat structurele veranderingen in sterftecijfers te signaleren.
In 2024 keerde de sterftemonitoring weer terug bij het RIVM, maar met significante aanpassingen. Zo werd de bandbreedte, waarbinnen de sterfte nog ‘normaal’ wordt geacht, fors verruimd: met 34 procent. De bovengrens werd verhoogd met 17 procent en de piek in verwachte sterfte met een maand vervroegd. “Als gevolg hiervan valt vrijwel alle oversterfte sinds 2021 binnen het verwachtingskader”, aldus Steigstra en Theunissen. “Het wordt zo niet langer als afwijking herkend.” Met andere woorden: de signaalfunctie van de sterftecijfers is grotendeels verloren gegaan. Alleen bij zeer hevige sterftegolven krijgen de cijfers nog het predicaat ‘verhoogd’.
Steigstra en Theunissen pleiten daarom in hun notitie voor een alternatief: een model voor normsterfte. Dit combineert de demografisch onderbouwde methodiek van het CBS met de signaalfunctie van het oude RIVM-model. “Cruciaal daarbij is dat jaren met verhoogde, onverklaarde sterfte niet automatisch worden meegenomen in het referentiekader”, stellen ze. “Hierdoor blijft oversterfte zichtbaar, ook als die langer aanhoudt.” Zij maken feitelijk onderscheid tussen verwachtingen en normen. Net zoals een voorspelling dat het gemiddelde lichaamsgewicht toeneemt niet betekent dat overgewicht daarmee de nieuwe norm is, mag een verwachte sterftetoename niet automatisch als ‘normaal’ worden gezien. Sterker: als verwachtingen als norm worden gebruikt, verliest de sterftemonitoring zijn functie als signaalgever van ongewenste trends.
Hoogleraar Waarschijnlijkheidsrekening Ronald Meester, die vorig jaar met een onderzoeksteam een kritisch oversterfterapport samenstelde waaraan ook Steigstra en Theunissen bijdragen leverden, noemt hun notitie in een aanbeveling “glashelder” en is van mening dat zij goed uitleggen “waarom een correcte modellering van sterfte essentieel is”. Ook Meester vindt: “Wat we verwachten mag immers niet verward worden met wat we als normaal moeten beschouwen”. Biomedisch wetenschapper Maarten Fornerod oordeelt dat de notitie de vinger legt op een blunder van RIVM en CBS, die iets proberen te normaliseren wat “niet normaal is”.
Opmerkelijk is vooral de aanbeveling van ir. Jan van der Zanden, voormalig interim-directeur van het CBS: “Dit rapport doet precies wat nodig is: het vraagt om herbezinning. Niet uit wantrouwen maar uit verantwoordelijkheidsgevoel, omdat we ons niet kunnen veroorloven structurele sterfte als vanzelfsprekend in te passen in onze modellen, zonder deze eerst grondig te begrijpen. Steigstra en Theunissen zetten een stevig onderbouwde stap in de richting van een objectievere, transparantere benadering van oversterfte. Hun voorstel verdient serieus overwogen en besproken te worden — binnen én buiten de muren van instituten.”
Steigstra en Theunissen hebben hun notitie vorige week verstuurd naar politici en beleidsmakers, in aanloop naar de beantwoording van “motie De Korte”. NSC-Kamerlid Ria de Korte lijkt nog slechts een van de weinigen in Den Haag die zich de aanhoudende oversterfte aantrekt. Op 27 maart diende zij tijdens een oversterftedebat met slechts drie deelnemers — Judith Tielen (VVD) en Folkert Thiadens (PVV) droegen ook hun steentje bij — een motie in die de regering verzoekt het RIVM te vragen haar rekenmodel voor oversterfte kritisch te beoordelen. De Korte wil graag uitleg “op welke manier oversterfte in een eventueel ander rekenmodel zichtbaar kan blijven als er in voorgaande jaren sprake is van oversterfte”. Begin april werd de motie met ruime meerderheid aangenomen (89 stemmen). De Kamer wil dat de regering haar vóór 1 september informeert over het antwoord van het RIVM. Dit is — toevallig of niet — de maand waarin weer zal worden geprikt tegen covid-19.
De onverklaarde oversterfte kwam ook weer aan de orde op 16 april, tijdens een vergadering die de Commissie VWS van de Tweede Kamer had met minister Fleur Agema. Tijdens die bijeenkomst vroeg Pepijn van Houwelingen (FVD) de minister waarom Ronald Meester door bijwerkingencentrum Lareb wordt tegengewerkt in het verkrijgen van data van gestorven gevaccineerden, zoals onder meer in deze krant vermeld. Agema gaf een vaag antwoord en verwees Van Houwelingen feitelijk door naar het Lareb. Het oversterfte-onderzoeksteam rond Meester vermoedt dat mensen die kort na coronavaccinatie overleden disproportioneel vaak niet werden opgenomen in de vaccinatie database (CIMS) en zo ten onrechte als ‘ongevaccineerd’ zijn gelabeld. Een fenomeen dat ‘misclassificatie’ wordt genoemd. Bij het Lareb zijn bijna 700 overlijdens gemeld na coronavaccinatie en Meester wil onderzoeken of zij allemaal terug te vinden zijn in de CIMS database, en dus correct als ‘gevaccineerd’ zijn geregistreerd. Aanvankelijk leek Lareb hiertoe bereid. Maar na een aantal weken veranderde dat abrupt.
Begin deze week noemde Maurice de Hond het tegenover podcaster Marianne Zwagerman (DwarsNieuws) een “relatief eenvoudig onderzoek” dat in een uur gedaan kan worden. Hij vermoedt dat Lareb dit onderzoek zelf al heeft uitgevoerd maar de resultaten niet deelt, mogelijk omdat ze misclassificatie zouden aantonen. Mocht blijken dat bijvoorbeeld 200 van de 700 gemelde overlijdens niet als ‘gevaccineerd’ zijn geregistreerd, dan trekt dat volgens De Hond “de mat onder alle oversterfte-onderzoeken vandaan”.
dakl.nl/blog-steigstra-normsterfte
dakl.nl/lareb-weigert-delen-data