Nieuws Economie

“De landbouw moet op de schop – maar niet zoals de overheid het nu doet”

Landbouw op de schop
Anton Nigten. Fotografie: Sodis Vita
💨

gezondere landbouw en een gezondere maatschappij​
gezondere landbouw en een gezondere maatschappij
Datum: 15 november 2022
Economie

Anja Veerman

Anja Veerman

Het stikstofprobleem kan worden opgelost door op een andere manier te bemesten en landbouw te bedrijven. Dan kunnen ook boerenbedrijven naast natuurgebieden blijven bestaan, op grootschalige bio-industrie na. Daarvoor is het echter noodzakelijk dat onze huidige manier van landbouw bedrijven en voeding produceren op de schop gaat. Dat stelt onderzoeker Anton Nigten die betrokken is bij de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VVBM).

Anton Nigten (1952), afgestudeerd in rurale sociologie in Wageningen, doet al twintig jaar onderzoek naar het bemestingsvraagstuk, waarbij hij de relatie onderzoekt tussen bemesting, voedselkwaliteit en gezondheid. Hij ziet met lede ogen aan hoe het stikstofbeleid de landbouw dreigt te vermorzelen. Volgens Nigten is er wel degelijk sprake van een stikstofoverschot, maar dit bestrijden door boeren uit te kopen, of met allerlei dure technologische lapmiddelen, noemt hij symptoombestrijding. Het echte probleem, zo legt hij uit in twee open brieven die hij onlangs schreef aan de Nederlandse boeren en boerenorganisaties, zit volgens hem in het gebruik van kunstmest en de manier waarop vee wordt gevoerd. De landbouwpraktijk zoals die is ontwikkeld onder invloed van grote kunstmest- en agroproducenten en Wageningse wetenschappers leidt tot een dramatische verarming van de bodem en de daarop groeiende gewassen, stelt Nigten, en daardoor uiteindelijk ook tot dramatisch slecht ‘kunstmatig’ voedsel, dat de volksgezondheid ondermijnt.
Het ‘kunstmestparadigma’ is volgens Nigten de belangrijkste oorzaak van de problemen waarin de landbouw terecht is gekomen.

“In de agrarische sector wordt uitgegaan van bemesting in de vorm van zouten. De zouten in kunstmest – stikstof, fosfaat en kalium – komen uit de agro-industrie. Ammoniak en nitraat, zouten die door de kunstmestindustrie worden gemaakt of vrijkomen uit niet goed behandelde dierlijke mest, verzwakken de planten. Die nemen namelijk hun nutriënten vooral op uit complexe organische verbindingen, rechtstreeks, of indirect met behulp van symbionten – de samenwerkende micro-organismen zoals goede grondbacteriën, virussen, gisten en schimmels. Die verbindingen zijn veel minder verstorend dan zoutionen.”

Een ander groot nadeel van kunstmest is dat tijdens het uitstrooien over het land 60 procent verloren gaat. Dus van 100 kilo gemengde kunstmest vervliegt 60 kilo door de lucht of verdwijnt in het grond- en oppervlaktewater. Nigten: “Hiermee wordt wereldwijd per jaar voor meer dan 150 miljard dollar verspild en het milieu onnodig belast.”

Maar is kunstmest niet essentieel om voor voldoende productie te zorgen? Volgens Nigten is dat een misvatting. “De uitvinder van kunstmest, Justus von Liebig (1800-1873), kwam tijdens zijn leven al tot het inzicht dat kunstmest de opname van mineralen en sporen­elementen afremt en planten gevoelig maakt voor ziektes en plagen. Maar de industrie had helaas al een verdienmodel ontdekt.”

Ook in Nederland groeide na de Tweede Wereldoorlog de aanname dat kunstmest en bestrijdingsmiddelen belangrijk zijn voor hoge landbouwopbrengsten, vertelt Nigten. “Vooral dankzij de Marshall-hulp – de Amerikaanse ontwikkelingshulp voor landen die zwaar onder de oorlog hadden geleden. In de VS stonden twee gigantische fabrieken waar men nitraatstikstof uit ammonium produceerde, een basis voor explosieven. Toen de oorlog ineens stopte, werd een nieuw verdienmodel voor deze fabrieken bedacht: kunstmest. Er is op allerlei manieren gestimuleerd dat boeren massaal op kunstmest overstapten. Discussies die in de vooroorlogse periode richting de biologische landbouw gingen, hoe je dierlijke mest moet verrijken om deze in een optimale staat te krijgen, werden in één keer van tafel geveegd en geboycot door Wageningen. Sicco Mansholt, oud-minister van landbouw, heeft na de oorlog ingezet op ‘Nooit meer honger’ en daar werd kunstmestgebruik direct aan gekoppeld.”

In Nederland zijn het de grote instituten, de voedings- en agro-multinationals die de agenda van het Wageningse landbouwkundig en voedingsonderzoek bepalen. De conflicten tussen belangen en oude boerenkennis over goede manieren van bemesten duurt al twee eeuwen en wordt in de ogen van Nigten dus minder bepaald door wetenschappelijke argumenten en meer door grote belangen. “De regering ontbreekt het aan een doortimmerde visie waar de landbouw van de toekomst op gericht moet zijn”, stelt Nigten. “We moeten de gezondheid integraal meenemen bij alle discussies. Goede gezonde voeding is niet industrieel bewerkt. Het is ieders belang om dit te stimuleren. Betere gezondheid betekent ook een flinke daling van medicijngebruik en ziektekosten.”

Naast het gebruik van kunstmest heeft Nigten ook kritiek op de manier waarop vee wordt gevoerd in de melkveehouderij. De koeien krijgen nu teveel eiwit binnen via krachtvoer, gras en restproducten uit de voedselindustrie. Dat geldt ook voor varkens en kippen. Bovendien is een deel van de stikstof niet omgezet in echt eiwit maar bestaat uit giftige stikstofverbindingen, zoals ammonium en nitraat. Als je gras bemest met te veel ammonium en nitraat, kan het gras dat onvoldoende omzetten in eiwitten en als de koe dat gras binnenkrijgt is dat voor de koe geen echt eiwit en schadelijk voor haar organen. Dan voed je de dieren zieke grondstoffen.

Deze bevinding wordt bevestigd door onderzoek van onder meer de Duitse veearts Karl Heinz Schmack en de Amerikaanse veearts en onderzoeker Thomas Swcerzeck. “Schmack ontdekte dat een te hoog eiwitgehalte in voer een belangrijke rol speelt bij het hele complex aan koeienziektes. In de moderne landbouw krijgt de koe het hele jaar door eiwit binnen. Het gevolg is een teveel aan ureum, een afvalproduct van de eiwitstofwisseling dat zich vastzet op diverse plekken in het lichaam, als gevolg van een overbelaste lever en nieren.” Toch worden deze uitkomsten tot op de dag van vandaag genegeerd en krijgen boeren nog steeds voeradvies met te veel eiwit. Het voer van de koeien heeft ook rechtstreeks effect op de kalfjes, de melk en de mest.”

Hoe moet het volgens Nigten dan wel? “Als je koeien goed voert dan krijg je een mooie mest, maar mest is altijd onvolledig omdat de koe belangrijke elementen voor zichzelf houdt. Mest dient dus verrijkt te worden met bijv. kalk, magnesium, natrium en sporenelementen. Vulkanisch gesteentemeel geeft een waardevolle aanvulling, net als organisch materiaal dat veel koolstof bevat. Als je deze mestvaalt laat uitrijpen, trek je heel veel wormen aan en die produceren die microben met hun mest, waaraan planten hun gezondheid ontlenen. De best levende humus, wormencompost, bevat meer dan tien maal zoveel microleven dan de wormen zelf eten. Je ziet dat als de bodem bacterie- en schimmelrijk is, dit een geweldige bijdrage levert aan de plantgezondheid.” Kortom, je moet eiwitarm voeren, dierlijke mest in balans brengen met koolstofrijke producten zoals bijvoorbeeld stro, de dieren extra kruiden geven, de weilanden omzoomen met houtwallen, het voer van de koeien verrijken met zeezout en de mest aanvullen met lavameel, zegt Nigten. Als je al deze maatregelen neemt, dan wordt de stikstof, de zwavel en fosfor in mest weinig omgezet in zouten en gaat er ook veel minder verloren. Want deze laatste zouten zijn bijna allemaal giftig of in elk geval een belasting voor de planten, de dieren en de mens.

Nigten signaleert dat de agro-industrie op dit moment al onderzoek doet naar de functie van bacteriën (plant-growth promoting bacteria), maar hij vreest dat de multinationals ook hier een verdienmodel van gaan maken. “Als zij die bacteriën kunnen produceren en in een potje stoppen, zeggen ze straks tegen de boeren: Kijk, wij kunnen het leveren. De motivatie erachter is dan weer zó commercieel, dat je de situatie krijgt dat waar de boeren nu kunstmest kopen, zij straks bacteriën moeten kopen. En dan zie je de weeffouten al ontstaan, want je moet de bodem zijn werk laten doen en daarvoor de juiste randvoorwaarden scheppen.”

Het moet dus helemaal anders als we een gezondere landbouw en een gezondere maatschappij willen hebben, concludeert Nigten. “We kunnen met weinig middelen de grondgebonden landbouw gezond maken en de verliezen aan stikstof, fosfor en zwavel fors verminderen. Dit staat tegenover het uitkopen van boerenbedrijven en dure investeringen in systemen om de uitstoot te verminderen, waarvan het resultaat heel ongewis is.”

Uitgebreide informatie is te lezen in een brief die Anton Nigten schreef op 18 oktober 2022:


 
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.




©2024 De Andere Krant.
Alle rechten voorbehouden.