“Rechters nog steeds onduidelijk over bijbanen”
💨
Oproep aan Kamer: maak schoon schip in rechtspraak
Oproep aan Kamer: maak schoon schip in rechtspraak
Datum: 8 februari 2024
Mens en Macht
Karel Beckman
Al meer dan 25 jaar zijn er rechters die niet aan hun wettelijke plicht voldoen hun nevenfuncties te melden in het Nevenfunctieregister. De wet moet daarom worden aangepast: rechters moeten worden verplicht vóór de behandeling van een rechtszaak schriftelijk te verklaren dat zij geen persoonlijke of zakelijke binding hebben met de betrokken partijen. Dit stelt de Werkgroep Verschoningsplicht voor Rechters (WVVR), een initiatief van onder meer de bekende rechtbank-criticus Paul Ruijs en advocaat Hester Bais. De Werkgroep is in gesprek met enkele Kamerleden om tot een wetsvoorstel te komen voor een strengere verschoningsplicht.
Het is nog altijd slecht gesteld met de transparantie in de rechtspraak. Voor burgers die een zaak aanspannen is het nauwelijks na te gaan of er geen sprake is van belangenverstrengeling bij rechters en advocaten. Dat is althans de overtuiging van vier critici die zich hebben verenigd in de ‘Werkgroep Verschoningsplicht voor Rechters’ (WVVR). De Werkgroep, begin 2023 opgericht, bestaat uit Paul Ruijs, auteur van diverse baanbrekende kritische boeken over de rechterlijke macht, advocaat Hester Bais, auteur van het spraakmakende boek Worst bank scenario (2022), dat een grote bankenfraude aan de kaak stelt, oud-gemeenteraadslid en jurist Jack Jetten en onafhankelijk onderzoeker Toon Peters.
Volgens de vier burgeractivisten moet de ‘verschoningsplicht’ voor rechters worden aangescherpt. Rechters moeten nu nevenfuncties opgeven in een register, maar dat doen zij niet altijd en het register wordt ook nauwelijks gecontroleerd, zegt Peters in een interview met deze krant. “Wij stellen daarom dat de rechter in elke zaak van tevoren zelf moet verklaren dat hij of zij geen binding heeft met de betreffende partijen. Als achteraf blijkt dat dit niet klopt, moeten zij aansprakelijk kunnen worden gesteld, op straffe van een schadevergoeding of ontslag. Zo leg je de bal neer bij de rechter in plaats van bij de burger.”
Peters is in gesprek met enkele Kamerleden met het doel hen een wetsvoorstel te laten opstellen waarin de nieuwe verschoningsplicht moet worden vastgelegd. Tot dusver nog zonder resultaat. “Kamerleden zijn erg bang om zich aan deze materie te branden”, zegt hij.
De vier burgeractivisten zijn niet de enigen die zich zorgen maken over de kwaliteit van de rechtspraak in Nederland. De afgelopen jaren is een hele serie kritische rapporten verschenen van diverse onderzoekscommissies die allerlei tekortkomingen van het gerechtelijk stelsel belichten. Voorbeelden zijn het adviesrapport over de rechtsbescherming van burgers in Nederland van de Venetië-Commissie (2021), het rapport Lage drempels, hoge dijken – Democratie en rechtsstaat in balans van de Staatscommissie Parlementair Stelsel (2018), en het zeer kritische rapport van de Tweede Kamercommissie Bosman uit 2021, dat concludeert dat de menselijke maat vaak zoek is bij organisaties als uitkeringsinstantie UWV, rijbewijsinstituut CBR en de Belastingdienst. Daarnaast zijn er nog diverse vernietigende rapporten verschenen naar aanleiding van de Toeslagenaffaire, die iedereen nog vers in het geheugen ligt.
Deze lawine aan kritiek op de rechterlijke macht was aanleiding voor de regering om weer een nieuwe onderzoekscommissie in te stellen, in februari 2023: de Staatscommissie Rechtsstaat. Deze commissie, bestaande uit negen juristen en geleid door staatsrechtgeleerde Henk Kummeling, rector magnificus van de Universiteit Utrecht, heeft de opdracht “vanuit het perspectief van de burger het functioneren van de rechtsstaat te analyseren en voorstellen te doen voor versterking ervan”. De Staatscommissie moet voor 1 juni haar advies aanbieden aan regering en parlement.
De Werkgroep van Ruijs, Bais, Jetten en Peters richt zich slechts op één potentieel zwakke plek in het functioneren van de rechtstaat: mogelijke belangenverstrengeling van rechters. Dat lijkt een detail, zegt Peters, maar dat is het niet. “In zaken waar het mis gaat, blijkt vaak sprake te zijn van belangenverstrengeling. In de meeste gevallen blijft die echter onzichtbaar voor de burger die zijn recht wil halen.”
Hoe zeer het mis kan gaan in de rechtspraak, werd in de jaren ’90 al onthuld door Ruijs. Hij verwierf in 1996 bekendheid met zijn rapport Integriteit rechterlijke macht, dat insloeg als een bom. Samen met enkele andere onderzoekers analyseerde hij hierin 2500 arresten, waarbij bleek dat in tientallen processen zakelijke en privérelaties bestonden tussen rechters en de winnende procespartij. Zo was er de bekende Chipshol-zaak, waarin rechters Pieter Kalbfleisch en Hans Westenberg bevriend bleken te zijn met een van de procespartijen. Een ander pregnant voorbeeld is de Ohra-zaak uit 1990. Een burger die schade had geleden en een vergoeding wilde van verzekeraar Ohra verloor zijn zaak in hoger beroep. Na onderzoek bleek de dienstdoende voorzitter van het gerechtshof een betaalde bijbaan te hebben bij Ohra. Verder werkte de plaatsvervangend raadsheer bij Ohra. De derde raadsheer bleek te zijn getrouwd met een advocaat die regelmatig zaken deed voor Ohra. En de advocaat die de rechtszaak voor Ohra deed was tevens plaatsvervangend raadsheer bij hetzelfde gerechtshof.
Het rapport van Ruijs was aanleiding voor toenmalig minister van Justitie Winnie Sorgdrager om, in 1997, een wettelijke registratieplicht van bijbanen in te voeren. Vanaf die tijd moeten rechters hun bijbanen melden in een Nevenfunctieregister. Probleem opgelost, zou je zeggen, maar in de praktijk blijken veel rechters deze wettelijke plicht nog steeds aan hun laars te lappen, zegt Peters. De Toezichthouder, de Raad voor de Rechtspraak, oefent volgens hem amper controle uit.
Ruijs liet in 2019 zien dat het Nevenfunctieregister niet goed functioneert. Hij onthulde toen dat zes rechters zich met foto en cv aanboden op Pleitacademie.nl, een platform voor advocatenkantoren die onder de noemer ‘Ken uw rechter’ cursussen aanbieden aan hun medewerkers. Al in 2013 hadden de rechtbankpresidenten besloten dat zulke cursussen onwenselijk zijn, omdat ze tot belangenverstrengeling kunnen leiden. De aanleiding voor dit besluit van de rechtbankpresidenten was een bericht van de FIOD dat rechters vaak verzwegen neveninkomsten te hebben. Zo bleek rechter Hans Westenberg tienduizenden euro’s bij te verdienen, onder meer met klussen voor advocatenkantoren. “Al twintig jaar is het Nevenfunctieregister niet volledig en dus onbetrouwbaar”, verklaarde Ruijs in een interview met de Volkskrant. “Het wordt niet bijgewerkt en niet gecontroleerd.”
De Werkgroep van Ruijs en Peters tracht niet alleen Tweede Kamerleden voor haar missie te werven. Zij heeft onlangs ook de Staatscommissie Rechtsstaat aangeschreven met het verzoek om het voorstel voor een actieve Verschoningsplicht op te nemen in haar komende adviesrapport. Secretaris Rien den Boer heef laten weten dat de Staatscommissie de zorgen van de Werkgroep “over de onvolkomen naleving van de verplichting tot openbare registratie van nevenfuncties” deelt. Hij belooft dat de Commissie zal “kijken” naar het voorstel, maar voegt eraan toe dat de commissie “niet op elke suggestie of voorstel” kan reageren.
Peters heeft er een hard hoofd in. Dat komt niet alleen door het antwoord van Den Boer, maar ook door de samenstelling van de Staatscommissie. Eén van de negen leden is voormalig vicepresident van de Hoge Raad Ernst Numann. Hij is een van de oprichters van de Pleitacademie, zegt Peters, samen met advocaat Severin de Wit. En, vertelt Peters, Numann en De Wit speelden een dubieuze rol in een andere geruchtmakende rechtszaak. Begin jaren ’80 spande het bedrijf Technip een rechtszaak aan tegen een ex-medewerker, chemisch ingenieur Alfred Mol, die werd beschuldigd van het commercieel uitbaten van bedrijfsgeheimen. Mol werd in eerste instantie in het gelijk gesteld. Technip bestookte hem vervolgens 12 jaar lang met rechtszaken in het buitenland. In 1993 probeerden ze het opnieuw met een kort geding in Nederland. Hun advocaat was Severin de Wit. De rechter was Numann. Mol verloor de zaak. Toen Mol niet aan het vonnis voldeed werden een maand later op gezag van Numann zijn huis en auto verkocht, zijn bankrekening leeggehaald en werd hij ruim vier maanden gegijzeld in het Oranjehotel in Scheveningen. Drie jaar later werd deze gijzeling door het hof in hoger beroep onrechtmatig verklaard, omdat ze in strijd was met alle procesregels.
Volgens Ruijs was er met de uitspraak in 1980, van rechter Bondam, al een definitief einde aan deze zaak gekomen in het voordeel van Mol. “Numann had dus 12 jaar later af moeten blijven van deze zaak, maar is die gewoon nog een keer gaan overdoen zonder bewijs, mederechters en griffier”, aldus Ruijs.
Deze zaak is nog altijd niet afgewikkeld, maar volgens Peters heeft Numann hierin een kwalijke rol gespeeld. Hij zou de zaak zonder griffier hebben behandeld en belangrijke feiten hebben genegeerd. Peters heeft de Staatscommissie hierop geattendeerd zowel per brief als persoonlijk op een ‘open forum’ bijeenkomst van de Staatscommissie op 20 oktober vorig jaar in Utrecht. Maar de Staatscommissie wil geen kwaad woord horen over Numann. “Het spijt mij dat u zich negatief uitlaat over de Staatscommissie en haar leden”, schrijft secretaris Den Boer.
De Staatscommissie Rechtsstaat stelt in een reactie: “De heer Mol heeft vele jaren geleden de staat aansprakelijk gesteld voor beweerdelijk onrechtmatige rechtspraak waarbij de heer E.J. Numann was betrokken. Daarover is gedurende een reeks van jaren veel gewisseld. Elke vorm van aansprakelijkheid door de overheid is daarbij afgewezen. Er is dus geen sprake van een definitieve uitspraak in het voordeel van de heer Mol. Het is van belang te benadrukken dat de Staatscommissie Rechtsstaat is samengesteld uit deskundige leden met maatschappelijke kennis, benoemd door de verantwoordelijke ministers. De benoeming van de heer Numann is in lijn met deze criteria.”
Wil je meer weten?
Wil je meer weten?