Steeds meer sensoren in de stad, willen we dat?
Sander Koning | ANP | Hollandse Hoogte
💨
Burger gepasseerd, beleid ontbreekt
Burger gepasseerd, beleid ontbreekt
Datum: 7 augustus 2022
Mens en Macht
Ido Dijkstra
Nederlandse steden worden stilletjes volgehangen met high tech-sensoren. Deze ‘kunstmatige zintuigen’ verzamelen allerlei gegevens waarmee volgens overheden en bedrijven het dagelijks leven van de inwoners kan worden verbeterd. Maar regels zijn er amper. Burgers hebben geen enkel zicht op wat er met hun gegevens gebeurt. En er wordt hun niet gevraagd of ze wel willen dat hun leefgebied wordt getransformeerd naar een digitale ‘smart city’.
De visueel ingestelde Anja van Werven uit Amsterdam ontdekte tijdens een wandeling in haar buurt dat er ineens een kastje was bevestigd aan een lantaarnpaal bij Geschutswerf, een plein nabij dierentuin Artis. Ze tikte de link amsterdam.nl/sensoren in, die op de rode sticker onder het kastje staat vermeld. Op de website van de Gemeente Amsterdam staat dat het “een kunstmatig zintuig is dat wordt ingezet om waarnemingen te doen en deze digitaal te verwerken”, zoals volgens de gemeente de definitie luidt van het begrip sensor.
“Wat doet zo’n ding?” vroeg Van Werven zich af. De Amsterdamse website geeft daar (deels) antwoord op: “Overheden, bedrijven, wetenschaps- en onderzoeksinstellingen verzamelen steeds meer data in de Amsterdamse openbare ruimte. Voor onderzoek, een commercieel doel of voor een betere uitvoering van een overheidstaak. We vinden het belangrijk om de digitale rechten van bewoners en bezoekers te beschermen. Daarom voeren we als eerste Nederlandse gemeente een meldingsplicht in voor sensoren in de openbare ruimte. Bewoners en bezoekers weten zo wie waar via sensoren gegevens verzamelt.”
Wat deze sensor op het genoemde plein precies doet en wie de data verzamelt, blijft echter ook na navraag bij de gemeente onduidelijk. Het is niet zomaar te achterhalen bij een sensor, zeker niet als deze nog niet is aangemeld, zoals bij de Geschutswerf.
En dan is Amsterdam nog een toonbeeld van transparantie in sensorenland. In vrijwel alle verstedelijkte gebieden - en soms ook dorpen - hangen sensoren. De hoofdstad heeft als eerste een register in het leven geroepen, waarin staat welke sensor is geactiveerd en welk type het betreft. In de hoofdstad zijn 1558 (aangemelde) sensoren, waarvan het overgrote deel optische sensoren, oftewel camera’s (1.117). Van Werven: “De hele stad hangt dus al vol.”
“Vreemd dat we daar nooit over ingelicht zijn.” Er hangen in Amsterdam elf typen sensoren, naast camera’s bijvoorbeeld ook druk-, klimaat- of vloeistofsensoren, die weer afzonderlijk zijn onder te verdelen in allerlei specificaties. Zo’n beetje alles valt te meten, zo blijkt.
Mag iedereen dergelijke apparatuur ophangen? “Een landelijk beleid is er niet”, zegt woordvoerder Suzie van der Hoek van het Kadaster. “Voor zover bekend is er geen specifieke regelgeving voor sensoren. Individuele gemeenten kunnen beleidsregels bepalen, maar het enige voorbeeld van een register dat wij kennen is Amsterdam.” Het Kadaster, een registratie-orgaan van de overheid, heeft bij de regering wel aangedrongen op een landelijk register, maar gesprekken met het landsbestuur verlopen stroef.
In de publicatie Future City Magazine schreef Linda de Heerdt vorig jaar al: “De moderne stad hangt vol met sensoren. De snelle en grote toename van sensoren in de openbare ruimte heeft bij veel gemeenten en haar inwoners vragen opgeroepen. Waar hangen de sensoren? Wat meten ze? Wie is de eigenaar? Wat gebeurt er met de data? Er is geen totaaloverzicht van alle sensoren en hun functie. Daarmee is het niet mogelijk voorwaarden te stellen aan het plaatsen van sensoren of het gebruik van de data.”
Ondertussen kan de wildgroei ongebreideld doorgaan. Toeval of niet, dat speelt de plannen van het inmiddels veelgenoemde World Economic Forum (WEF), een netwerkorganisatie van de globale elite, in de kaart. Voorman Klaus Schwab stelt dat ‘slimme steden’ cruciaal zijn voor wat hij ‘The Fourth Industrial Revolution’ noemt: een mondiale verandering naar een digitale, data-gedreven wereld. In het gelijknamige boek stelt de Duitser dat het doel is in 2025 over de hele wereld 1 triljoen (een 1 met 18 nullen erachter) sensoren verbonden te hebben met het zogenaamde internet of things: het geheel aan apparaten die via internetverbindingen met andere apparaten of systemen in contact staan en daarmee gegevens delen.
Waar Nederlandse ‘slimme stad’-adepten vertellen dat de sensoren kunnen zorgen voor ontwikkelingen, zoals een soepele doorstroom van verkeer of mensen dirigeren naar een vrije parkeerplaats in het overvolle centrum, gaat Schwab veel verder. Hij heeft het in zijn boek over een “samensmelting van mens en machine”, iets wat technisch gezien al mogelijk is. “Vooruitgang in sensoren stelt robots in staat beter te begrijpen en te reageren op hun omgeving en om een grotere verscheidenheid aan taken uit te voeren. In tegenstelling tot vroeger toen ze geprogrammeerd moesten worden via een autonome unit, hebben robots nu op afstand toegang tot informatie via de cloud en maken zo verbinding met een netwerk van andere robots. Wanneer de volgende generatie opduikt, zullen ze waarschijnlijk in toenemende mate een samenwerking tussen mens en machine gaan weerspiegelen.”
Wordt dit hersenspinspel van Schwab mede mogelijk gemaakt door het volhangen van steden met sensoren? Er zijn ook veel simpelere vragen te stellen. Over privacy (wie beheert de data?) en veiligheid (wat betekent het voor de gezondheid, want al deze sensoren werken met draadloze straling). Goed beschouwd gaan zelfs die vragen al een stap te ver. De eerste vraag zou moeten zijn: willen de burgers dit? Deze vraag is nooit gesteld. Dat geeft ook Jan-Willem Wesselink, projectmanager van De Future City Foundation, een movement of communities die zich bezighouden met digitalisering en technologisering van regio’s, steden en dorpen, toe. “Er is in de politiek te weinig gedebatteerd over digitalisering van onze gemeenschappen. Wij hebben geprobeerd dat debat aan te zwengelen, in het bijzonder voor de verkiezingen van 2021, maar het is niet gelukt zoals wij hadden gewild. Dat is niet goed, want het is bekend dat we in een industriële revolutie zitten die voor veel meer digitalisering in de wereld gaat zorgen.”
Volgens Wesselink zijn we beland op een point of no return en dus heeft hij de mogelijkheid van de technieken die de mens kunnen dienen omarmd en wil hij er alles aan doen om ervoor te zorgen dat dit gebeurt. “Het democratisch proces moet daarin absoluut meer ruimte krijgen. Blijkbaar is dat inherent aan grote ontwikkelingen. De auto was er ook eerder dan de verkeersregels. Mensen verwijten me weleens: jij vindt alles goed als het om digitalisering gaat. Dat is niet zo. Ik wil juist dat duidelijke grenzen worden gesteld. Wil je grip houden op de technologische wereld, dan moet je met z’n allen heel duidelijke regels maken. Want je wilt het inzetten voor een betere wereld, niet om de individuele vrijheid in te perken. Dat is de taak die overheid beter moet invullen, vind ik.”
Schwab erkent dat sensoren ‘target van de vijand’ kunnen worden
Hoewel WEF-voorman Klaus Schwab de voordelen van een high-tech wereld propageert, geeft de Duitser in zijn boek The Fourth Industrial Revolution toe dat er ook gevaren zijn. “Digitale oorlogsvoering is een van de meest serieuze bedreigingen van onze tijd.... Ik kan met zekerheid zeggen dat toekomstige conflicten tussen mogendheden met enigszins geavanceerde techniek, zich ook af gaan spelen in de cyberdimensie. Geen moderne opponent laat immers de kans liggen de sensoren en andere communicatiemogelijkheden te storen, verwarren of vernietigen om goede beslissingen onmogelijk te maken.”
Wil je meer weten?
Wil je meer weten?