Tranen in rechtbank om slachtoffers Hawija, maar staat geeft geen krimp
Advocaat Liesbeth Zegveld (r) staat de slachtoffers uit de Iraakse stad Hawija bij in de rechtszaal. Fotografie: Robin van Lonkhuijsen | ANP
💨
Landsadvocaat: Nederlandse bombardementen op iraakse stad waren gerechtvaardigd
Landsadvocaat: Nederlandse bombardementen op iraakse stad waren gerechtvaardigd
Datum: 8 november 2023
Mens en Macht
Nikko Norte
Bij een bombardement van Nederlandse F-16’s op een industrieterrein in de Iraakse plaats Hawija in de nacht van 2 juli 2015, komen ten minste zeventig burgers om het leven, waaronder 26 kinderen. De nabestaanden en de slachtoffers eisten op 24 oktober voor de rechtbank in Den Haag schadevergoeding en eerherstel. De Nederlandse overheid weigert aansprakelijkheid te erkennen. Volgens de staat beschikten de piloten destijds niet over de informatie “die we nu hebben”. Advocaat Liesbeth Zegveld, vindt dit onbestaanbaar. “Geen inlichtingen zijn ook inlichtingen.” Zij stelt ook dat de eindverantwoordelijke voor de bombardementen, de zogeheten Red Card Holder, niet op de plek zat waar hij had moeten zijn.
Meld je nu aan voor de nieuwsbrief van De Andere Krant. U ontvangt elk weekend het belangrijkste nieuws, aankondigingen, promoties en nog veel meer. Bent u nog geen abonnee? Dan bieden we een speciale actie aan. -dakl.nl/nieuwsbrief
Van oktober 2014 tot december 2018 neemt Nederland middels de inzet van F-16-straaljagers deel aan de operatie Inherent Resolve, die zich richt tegen de terreurgroep Islamitische Staat (IS) in voornamelijk Irak en Syrië. Hoewel de Amerikanen en Britten 90 procent van de bombardementen voor hun rekening nemen, en tien andere landen, waaronder Nederland, slechts 10 procent, laat Nederland zich niet onbetuigd. In 21 maanden (er zat een pauze in de operatie) werpen Nederlandse F-16 piloten 1860 bommen af. Dat gebeurt ook in de buurt van dorpen, zoals op 7 oktober 2014 bij Gursur in Irak, op 9 januari 2018 bij Abu Kamal in Syrië, en op 31 december 2018 bij Hajin in Syrië.
In juni 2014 valt Hawija in het noorden van Irak in handen van IS. Veel vluchtelingen uit het zuiden komen hier vast te zitten. IS belet hen de doorgang naar Turkije. Eind mei 2015 blijkt uit inlichtingen dat zich op een industrieterrein in Hawija een loods bevindt waarin IS verschillende typen bommen bouwt. Nederland krijgt de opdracht voor een bombardement op de loods. In theorie zouden de burgers die rond het industrieterrein wonen noch de vluchtelingen die er tijdelijk onderdak hebben gevonden, zich zorgen hoeven maken. De Nederlandse regering had immers beloofd dat alleen doelen worden aangevallen als vooraf uit berekeningen blijkt dat er geen burgers om het leven zullen komen. De commandant der strijdkrachten, generaal Middendorp, stelde dat F-16-piloten heel gericht doelen uit kunnen schakelen zonder nevenschade.
Niettemin gaat het vreselijk mis als Nederlandse F-16’s in de nacht van 2 juli 2015 zes bommen afwerpen op drie loodsen op het industrieterrein in Hawija. Zo’n vierhonderd gebouwen worden verwoest en ten minste zeventig burgers komen om het leven, waaronder 26 kinderen. Ruim honderd mensen raken ernstig gewond. Defensie is al snel op de hoogte van de ramp. De Battle Damage Assessment, die door een Nederlandse F-16-piloot wordt uitgevoerd, brengt de ‘nevenschade’ aan het licht en ook de Amerikanen laten de Nederlandse overheid weten dat er tijdens de aanval burgerslachtoffers zijn gevallen.
“Mocht het onverhoopt toch misgaan”, beloofde de toenmalige minister van Defensie Jeanine Hennis in 2015, “dan worden al deze gevallen serieus onderzocht.” Maar de Nederlandse overheid onderzoekt niets. Elkaar opvolgende kabinetsleden goochelen met woorden en als niet de NOS en NRC in 2019 een eigen onderzoek hadden uitgevoerd, dan zouden de burgerslachtoffers van het bombardement op Hawija tot een doofpotaffaire zijn verworden.
Advocaat Liesbeth Zegveld brengt op 24 oktober in het Paleis van Justitie in Den Haag naar voren dat Nederland over te weinig inlichtingen beschikte om de aanval op de bommenfabriek in Hawija verantwoord te kunnen uitvoeren. Ze laat satellietbeelden zien waaruit is op te maken dat het industrieterrein drukbezocht was en stelt: “Geen inlichtingen zijn ook inlichtingen.” Zij merkt op dat de mogelijke nevenschade in de hoogste categorie viel. Niettemin bevindt de zogenaamde Red Card Holder, de officier die een bombardement goedkeurt en zo nodig op het laatste moment kan afblazen als er risico’s zijn voor burgers, zich ten tijde van de aanval niet in het operatiecentrum in Qatar, maar in Jordanië bij het Nederlandse vliegersdetachement. De Red Card Holder blijkt zelfs twee functies te vervullen. Hij is ook commandant van de vliegers in Jordanië.
De burgemeester van Hawija vraagt zich in de rechtszaal af hoe het mogelijk is dat Nederland er niet van op de hoogte was dat zich in Hawija in juni 2015 veel vluchtelingen bevonden en dat een aantal van die vluchtelingen zich op het industrieterrein bevond, zelfs sliep op de daken vanwege de warmte. Ook vraagt hij zich af waarom de inwoners van Hawija niet zijn gewaarschuwd.
Na de burgemeester krijgt een van de slachtoffers het woord, hij woonde kort in Nederland, maar keerde terug naar Irak. Zonder hulp van een tolk zegt hij: “De chauffeur van de F-16 moet niet met zijn F-16 naar Irak komen. Hij moet in Irak op vakantie komen, het is een mooi land.” Een schuchter gegrinnik gaat door de zaal. Het grinniken vergaat de aanwezigen als twee andere slachtoffers het woord krijgen. Beiden verloren kinderen en andere familieleden bij het bombardement. Hun relaas is gruwelijk gedetailleerd en hartverscheurend.
De landsadvocaat stelt hiertegenover dat de inlichtingen wel “op orde” waren. Hij schermt met een procedure die CDE heet, de Collateral Damage Estimate, een geautomatiseerde technologie die berekent hoeveel schade een bepaalde vliegtuigbom in een bepaald gebied zal aanrichten. Na het bestuderen van die CDE was duidelijk dat de kans op burgerslachtoffers juist uiterst klein was. Drie loodsen zouden worden vernietigd. Aangrenzende loodsen, sommige op een afstand van slechts twintig meter, zouden gespaard blijven.
De landsadvocaat erkent in zijn pleidooi dat bekend was dat de explosieven die al in de loods aanwezig waren een zogenaamde secondary explosion teweeg konden brengen. Gebaseerd op ervaringen die de coalitie had met het bombarderen van vergelijkbare doelen in Irak, Syrië en Afghanistan, was er echter geen reden om aan te nemen dat de secondary explosion in Hawija tot grote nevenschade zou leiden, aldus de landsadvocaat. De verdediging laat een Nederlandse kolonel-vlieger aan het woord, die niet zelf bij het bombardement op Hawija betrokken was. Hij stelt dat de kracht van secondary explosions altijd naar boven is gericht – alleen in Hawija was dat niet zo. Hij stelt ook dat de Red Card Holder door twee liaisonofficieren – geen inlichtingenofficieren, maar ervaren vliegers – telefonisch op de hoogte werd gehouden van alle ontwikkelingen die voor hem van belang waren.
De verdediging van de staat roept nogal wat vragen op. Zo erkent de landsadvocaat dat secondary explosions niet in de CDE worden meegerekend. Dit terwijl een groot deel van de verdediging berust op het gebruik van de CDE. Een ander punt is dat in de loodsen onder andere VBIED’s – Vehicle Born Improvised Explosive Devices – worden gemaakt. De landsadvocaat betoogt dat dit zeer gevaarlijke explosieven zijn. Hij refereert aan het opblazen van een busje door een VBIED in Bagdad op 31 augustus 2016, waarbij 292 burgerdoden vallen. Maar als dit zo is, dan betekent dit dat de risico’s van een bombardement des te groter en onvoorspelbaarder waren. Ook blijkt dat er tenminste vier vrachtauto’s met explosieven de loods op het industrieterrein in Hawija waren binnengereden – nog een risicofactor.
Ook de rol van de Red Card Holder blijft dubieus. Hij moet, als zich daartoe inlichtingen aandienen, een bombardement op de laatste seconde kunnen afblazen – een verantwoordelijke taak. Hij mag zich daarbij niet laten afleiden en moet zich bevinden waar inlichtingen worden verzameld. In Qatar in dit geval. Het feit dat zijn liaisonofficieren vliegeniers waren, is een vreemd argument ter verdediging. Voor het afblazen van een bombardement is het niet relevant hóe bommen hun doel bereiken. Relevant is dat inlichtingen op de juiste wijze worden geïnterpreteerd en dat geen bom explodeert als dat tot onvoorziene nevenschade kan leiden. Als advocaat Zegveld doorvraagt, blijkt de loods in Hawija slechts kort met intervallen te zijn geobserveerd.
Het argument van de landsadvocaat dat het Nederlandse leger over ervaring met vergelijkbare doelen beschikte, is ook nogal wonderlijk. Of een doel vergelijkbaar is, kan alleen achteraf worden vastgesteld. Als vóór een aanval niet duidelijk is hoeveel munitie in een loods is opgeslagen, is een vergelijk met eerdere acties onmogelijk. Zegveld benadrukt dat: “Of Nederland heeft geluk gehad tijdens het bombarderen van vergelijkbare doelen of de eventuele nevenschade is niet onderzocht.”
Dat laatste lijkt inderdaad het geval te zijn, ondanks de belofte van minister Hennis. De Nederlandse overheid blijkt tijdens Inherent Resolve zelfs helemaal geen meldingen van nevenschade te onderzoeken. Zij laat dat over aan het Amerikaanse militaire hoofdkwartier Centcom. In 2020 zegt premier Rutte daarover: “Zij hebben alle kennis en ervaring en kunnen dit met heel veel gezag doen.”
Een onderzoek dat het Pentagon zelf doet naar de onderzoeksmethode van Centcom leidt al in 2018 tot de conclusie dat Centcom slechts een procedure doorloopt en niet werkelijk onderzoek doet. In 2021 bevestigt de New York Times dat. De krant leest meer dan 1300 onderzoeken die via een Wob-verzoek zijn verkregen en bezoekt zelf ruim honderd locaties waar sprake was van nevenschade na een bombardement. Centcom bezocht slechts één van die locaties en overlevenden of getuigen werden slechts in twee gevallen gehoord.
Had Nederland op 2 juni 2015 voldoende inlichtingen om een bombardement uit te voeren? Mag een bommenfabriek worden gebombardeerd als niet zeker is hoeveel explosieven in de fabriek aanwezig zijn? Is het verantwoord een zo belangrijke taak als die van Red Card Holder te laten uitvoeren door een officier die nog een andere taak vervult en 1500 kilometer verwijderd is van waar een Red Card Holder haar of zijn taak dient uit te voeren? De rechtbank zal zich over deze vragen moeten buigen. Uitspraak volgt op 17 januari 2024.
Meld je nu aan voor de nieuwsbrief van De Andere Krant. U ontvangt elk weekend het belangrijkste nieuws, aankondigingen, promoties en nog veel meer. Bent u nog geen abonnee? Dan bieden we een speciale actie aan. -dakl.nl/nieuwsbrief
Wil je meer weten?
Wil je meer weten?